| |
| |
| |
Hoofdstuk I
Onbevlekt en hoog moet haar figuur altijd voor ons blijven staan! Tot mijn laatste adem zal ik haar zien zitten in de machtige voltaire naast het boograam. Op de leuning liggen haar handen. Haar oogen staren gerimpeld naar een verleden, dat verdwijnt. Zacht brandt de rose schemerlamp op haar te hooge poot, en daarachter, bij de open haard, gloeit een Chineesche lantaren van de Indische zoon. Boven de secretaire met de voetenzak hangt de familie: de kinderen en kleinkinderen in lijstjes van ovaal zilver en gebatikt leer. De atmosfeer ruikt naar lavendel en thee. Op de vensterbank, naast de ficus, zit de gebruikelijke gezelschapsdame in een tulen guimpe en breit eindelooze kruikezakken voor de zending, terwijl de vlammen uit het vuur spelen om Gravin Knal's grijze haren, en de heele kamer zuiverheid ademt, en rust.
| |
| |
Gravin Knal.................... In dit eerste brokstuk van haar dierbaar leven hoop ik tusschen de regels een lage laster neer te slaan door de onthulling van het motief van menschen, die zich niet ontzien hebben hun vuile tongen op te heffen tegen een figuur die te hoog staat om hun voetzolen te likken, waarom ik begin bij verleden week Dinsdag, op Mama's jour, waar je tegenwoordig zelfs niet meer ròòken kunt door de keelaandoening van de vrouw van de Waalsche predikant, die iedere week verschijnt, heelemaal vanzelf, en zonder eenige aanmoediging van buiten, waardoor ze bovendien de plaats inneemt van onze eigen menschen, wat we haar al lang zouden hebben laten voelen als ze door haar man niet zooveel vertakkingen had gehad.
Ze zàt er die middag dus òòk weer, natuurgetrouw, tusschen Amélie van Naeldwijck en de Mama van Betty, terwijl ze er ellendig uitzag in Tirolerachtig groen met een omgekruld veertje. Je kon meteen zien dat ze iets uitbroedde. Ze scheen zich speciaal te interesseeren voor Gravin Knal en vroeg wanneer ze terug kwam van 't logeeren in 't Willemspark, waarna ze zweeg en loerend door haar bril in haar thee keek. Ik wilde er meer van weten, waarom ik haar onder voorwendsel van een nieuw spreipatroon, meenam naar mademoiselle, wier pennen op en neer wipten naast het theeblad bij de serre, en die gedwee alles voor haar uitkauwde, terwijl zij heelemaal enthousiast met een potlood de punten opnam op de achterkant van een leege en- | |
| |
veloppe omdat breien altijd iets is dat tot haar spreekt.
Toen het spreipatroon tot op het been toe was afgekloven, kwam ze met haar gedachten terug op aarde, en ze trok me de serre in en fluisterde geheimzinnig dat ze me wat vertellen moest, en ze begon - zooals ik verwacht had - weer over Gravin Knal, of liever over ouwe juffrouw Dina, die helaas weer terug scheen te zijn uit Brussel, en die ze gesignaleerd had in het zendingslokaal, waar ze onder het gezang in slaap was gevallen met haar beenen op een brandende stoof van de kostersvrouw, die 't niet had kunnen aanzien omdat ze zoo bibberend binnen was gekomen.
En ik kreeg een schok omdat ik voelde, dat alles nu weer opnieuw zou beginnen, de leelijke praatjes over de arme gravin, haar angst voor chantage en de rest, met ouwe juffrouw Dina als haard van het kwaad. En ondertusschen keek de vrouw van de Waalsche predikant me aan met een soort van gemeene triomf en zei dat ze dacht maar eens met haar te gaan praten als preventieve maatregel, wat natuurlijk vreeselijk gevaarlijk zou zijn omdat zij au fond nog erger is dan ouwe juffrouw Dina zèlf en wat ik dus heelemaal niet vertrouwde, wat ze merkte, waarna ze zoo honingzoet afscheid nam, dat we nu ieder oogenblik iets ontzettends uit haar richting kunnen verwachten, waarom ik voor de zekerheid dus maar begin met zelf een en ander te onthullen.
| |
| |
Ouwe juffrouw Dina was omstreeks 1880 de dochter van een koetsier van Graaf Wijnand, Gravin Knal's oude Papa, waardoor ze opgroeide onder de rook van het landgoed, waar ze als baby zelfs spèèlde met Gravin Knal, die toen òòk nog een kind was en dus niet aansprakelijk voor wat ze deed, tot de gouvernante paal en perk stelde aan de omgang door de leelijke woorden die ze leerde, hoewel er toch, door alles heen, aanvankelijk een zekere band bleef bestaan tusschen 't koetsierskind en de jonge gravin, tot die trouwde met Henry Knal, haar neef van de hoofdtak, wat de heele familie indertijd zoo heerlijk vond voor de samenvloeiïng van het geld.
Ouwe juffrouw Dina echter miste ieder sex appeal door de rheumatiek, die haar op haar achtste al iets kroms had gegeven, wat Gravin Knal's Papa zòò zielig vond dat ie haar een paar mahoniehouten krukken cadeau deed, waar ze evenwel nooit echt pleizìèr van heeft gehad. En nadat ze de lagere school had doorloopen, kwam ze in de mangelkamer van Gravin Knal's Mama, waar ze lakens leerde rekken.
Haar moeder was inmiddels van het tooneel verdwenen, met achterlating van een jongen van twee, die ze in haar vrije tijd opkweekte omdat de vader koetsier was. En iedere morgen, als ze op het huis kwam, kreeg ze een glas melk voor haar magerte, en ondertusschen verdiende de vader z'n geld in de stal, en stond de jongen van twee de godganschelijke dag op het gras van het park, waarmee ik maar zeggen wil hoe het heele gezin feitelijk parasiteerde.
| |
| |
Veel later was ze opgeklommen tot huisbewaarster van Henry Heuvel, Gravin Knal's châlet tusschen Hoendrichem en Zeist, dat indertijd gebouwd was voor het jagen van haar man, die jong bezweek. Juffrouw Dina droeg daar zwart cheviot japonnen, en liet zich door iedereen ‘U’ noemen (wat Gravin Knal oogluikend toeliet), en ze kookte als er iemand kwam, en zorgde voor de kippen en hun eieren, die ze eenmaal per week afgaf in de stad.
Tot, via Baron Fonck, alles uitlekte over de broer van twee, die verkeerd was opgegroeid en die nu de beest uithing in Brussel, zoowel financieel als sexueel, terwijl ie en passant frauduleus reisde in stofzuigers en motoren.
Juffrouw Dina ontkende alles, maar het vertrouwen van Gravin Knal was geschokt, en toen de broer op een dag doordrong tot in de keuken van Henry Heuvel, barstte haar gal los en besloot ze de vrouw een en ander mee te deelen, hoewel ze nog niet heelemaal helder voor zich zag wèt. Intusschen stelde ze zich vast in verbinding met de Moeder van het Vondelingenhuis en correspondeerde over een afgeschutte kamer voor juffrouw Dina, die ze niet meer vertrouwde in het châlet met de overwippende broer. En ze bestelde het schot zelfs tot heelemaal bòven aan de zolder, wat feitelijk overdreven was, waarmee ik maar zeggen wil, dat ze zich in geen enkel opzicht wilde onttrekken aan haar verplichtingen tegenover het mensch in kwestie.
Voor de rest wachtte ze rustig af, tot ze op een goeie dag, tegen de avond, gelegenheid kreeg haar | |
| |
met de kamer als pleister op de wond, te ontslaan, zoogenaamd wegens ouderdom en onzuiverheid der borden, wat een verschrikkelijke uitbarsting ten gevolge had gehad, waarna de duisternis viel.
Het was het vroege voorjaar, en Gravin Knal zat op Henry Heuvel omdat de stucadoors het plafond in de stad moesten vernieuwen met stuivende kalk, die ongezond is voor een dame op leeftijd, en omdat het ontslag haar toch mèèr had aangepakt dan goed voor haar was, trok ze zich die avond vroeg terug op de bovenétage, waar ze juffrouw Dina's huiloogen niet hoefde te zien, en ze zei optimistisch tegen zichzelf dat ze nog een rùstige ouwe dag zou hebben òòk in de afgeschutte kamer, vooral ook omdat ze met de vondelingen mee mocht eten, en het zou automatisch misschien ook allemaal wel op de goeie manier zijn afgeloopen als er die nacht niet een coïncidentie was gebeurd door een àndere kwestie.
De lieve, oude dame heeft me alle droevige bizonderheden indertijd persoonlijk verteld. ‘Thérèse,’ zei ze, ‘je bent nog jong, wat niet wegneemt dat je eens in staat zult zijn te begrijpen wat het beteekent een klap in je gezicht te krijgen.’ En ik zei: ‘Dat lijkt me ontzettend, lieve mevrouw’, en ze ging verder en verklaarde dat ze openborstig door het leven wilde gaan, en dat ze óók die rare geschiedenis in het châlet liever zèlf vertelde dan dat ouwe juffrouw Dina 'm vertelde, en ze vroeg of ik m'n Mama wilde inlichten, en zoo veel mogelijk andere menschen, omdat ze een sneeuwbal van de waarheid wilde maken.
| |
| |
Ik leunde naast de ficus in het boograam en luisterde ongerust naar de statige verschijning tegenover me.
Gravin Knal had zich die avond dus vroeg teruggetrokken op de bovenétage tusschen Hoendrichem en Zeist. Maar de tijd op de gangklok pingelde steeds verder. Door de tuletjes viel de nacht op het slaapkamerkleed.
Ze was eerst wakker gehouden door het lawaai van een nachtegaal. En toen die weg was begonnen de kikkers en de zenuwen. En de maan kwam spierwit voor het raam staan. En de portretten op het behang waren bijna zoo licht als overdag. En Gravin Knal lag in haar mahoniehouten bed om barnsteendruppels te bellen, maar er kwam geen kip omdat het doorsnee personeel 's nachts liever doof is dan moe.
Ze is toen rechtop gaan zitten met een sjaaltje om te denken. Dien lentenacht bewoog ze zich op het terrein der wetenschap en dacht aan een man, dien ze de vorige dag een zware brief had moeten schrijven, die door juffrouw Dina gepost was in Hoendrichem. Hij moest hem nu hebben. Gravin Knal deed haar voorhoofd met eau de cologne. ‘Het is zijn eigen schuld’, zei ze. ‘Kan ik het helpen dat ik hem niet vertrouw!’
De wortel van het kwaad was de Henry Knal Beker, een glas van verzilverd goud, dat Gravin Knal jaren geleden had ingesteld als premie voor Neerland's Eersten Geleerde, wat ze gedaan had uit verantwoordelijkheidsgevoel en als hulde aan haar man,
| |
| |
die de wetenschap geheel belangeloos diende op het gebied der hoendercultuur.
Neerland's eerste geleerde verplicht zich, na zijn dood, de Beker testamentair te overhandigen aan den, volgens hem dan eersten geleerde van Nederland.
En die houder van de Beker nu, was de man aan wien ze de brief had gestuurd. Zijn naam doet niets ter zake omdat niemand hem tòch kent, waar ie nooit een vinger voor heeft uitgestoken, waaruit blijkt dat de eerste de beste voetballer wat dat betreft meer eergevoel heeft dan hij.
De man had de Beker eigenlijk per ongeluk gekregen door de overrompelende inmenging van een paar brutale deskundigen, en toen ie 'm eenmaal hàd hoorde je niets meer van 'm. Gravin Knal had die dure Beker net zoo goed niet kunnen hebben gegeven. De man, een obscure zoöloog, had het kostbaar stuk in een stopflesch op een balustrade in zijn laboratorium staan, waar ie ondertusschen proeven deed met een microscoop. Hij werkte in stilte onder de bacteriën, en zoo nu en dan vond ie es wat onnoozels uit dat onmiddellijk onder stoelen en banken werd geschoven. Wel hield hij een paar verwarde lezingen over injecties met malaria muggen, maar Gravin Knal stond toch doorloopend aan de kant, en in al die jaren had hij zelfs nog geen bacìl naar haar genoemd.
En toen ze tot rust kwam in het châlet tusschen Hoendrichem en Zeist, begon ze na te denken. Gravin Knal heeft buitengewoon schèrpe hersens, en toen ze eenmaal begon ging ze door. De stilte van | |
| |
de natuur maakte haar helderziend. Ze zag dat de man het nooit verder zou brengen dan een vies reageerbuisje en dat de Beker voor gek in de stopflesch zou blijven staan, waarna ze besloot het ding te redden en over te brengen in de handen van een neef, die wetenschappelijke proeven deed met een mechanisch vliegtuig zonder vleugels.
Gravin Knal schreef dus de zware brief en beval de man ijskoud de Beker onmiddellijk terug te brengen, en juffrouw Dina postte hem met huiloogen en liep verder de heele avond nijdig te mummelen door het trappenhuis omdat ze zich geen raad wist met haar ontslag.
Zoo was de nacht gekomen, en Gravin Knal zat nu dus rechtop in haar ledikant, en de kikkers kwaakten, en toen ze even niét kwaakten knarsten de kiezels van het paadje.
Gravin Knal spitste haar oude ooren. De waranda kraakte, toen de trap en de gang buiten haar deur....
Gravin Knal is een moedige vrouw maar op zulke oogenblikken wordt ze bàng. De voetstappen schenen na te denken waar ze heen moesten. Toen ging de deur open. Gravin Knal gooide dol van angst met haar gebit naar de gravure van een hond.
Een man met een motorjas stapte in het maanlicht.
Hij was zoo mager als een talhout, met een bril. Hij keek een beetje schuldig en een beetje lachend en een beetje verbaasd naar het bed met de gravin. Hij was verwaaid, zonder hoed, en droeg een pakje in grauw papier.
| |
| |
‘Ik heb Uw schrijven ontvangen’, zei de verschijning groetend, en Gravin Knal was haar herinnering kwijt, en hij moest alles opfrisschen, en stelde zich voor als de houder van de Knal Beker. ‘Ik heb 'm meteen gebracht’, ging ie voort, en hij pakte de beker uit, en zette hem neer op het roze dekbed van de trillende gravin. ‘U schreef: onmiddellijk....’
Ze wenkte om stilte. De man nam plaats op de toilettafel en zweeg.
Toen echter keek de gemeene juffrouw Dina met een oud hoedje voor de kou door de kier en zag alles. ‘Ik dacht dat er wat omviel’, zei ze, maar dat dacht ze nièt, ze dacht leelijke zedelooze gedachtes zonder kant of wal van haar oude meesteres, die geen vlieg meer kwaad kon doen. Enfin, ze retireerde in tegengestelde richting, en Gravin Knal vond haar stem terug, en ondertusschen verdween de man knallend met z'n motor in de richting van Zeist.
Nu kun je natuurlijk iedere mug opblazen tot een olifant, wat de corrupte huishoudster de volgende dag deed, uit venijnigheid over haar ontslag. Ze zei overspannen, met verwarde grijze haren, dat Gravin Knal een slèchte oude vrouw was, en zóndig....
En ze werd op staande voet op straat gezet, en ze was niet erg genoeg voor een zenuwgesticht zoodat ze op vrije voeten rond bleef loopen en almaar het huis trachtte binnen te dringen om haar gezichtspunt uit te leggen, en een koffer te halen, wat haar natuurlijk niet gelukte, waarna ze overal brieven ging sturen over haar behandeling, en Gravin Knal een | |
| |
getuigschrift trachtte af te persen, tot de suspecte broer òòk nog op het tapijt verscheen en er chantage dingen begonnen te komen met dreigementen over intieme familie-onthullingen. En omdat het schepsel veel had meegemaakt met het gezin dacht Gravin Knal er al over om tijdelijk het land te verlaten, toen er geldelijk gelukkig iets spaak liep met de broer, waardoor hij en z'n zuster met slaande trom uit de circulatie verdwenen.
Tòt de vrouw van de Waalsche predikant verleden week weer met 't mensch aan kwam dragen, wat we op doktersadvies nog geheim houden voor de oude gravin, die indertijd uit deze historie tenminste één ding heeft gered, als de pluim van Cyrano: de eer van de Knal Beker, die onmiddellijk na 't voorval feestelijk is overgegaan op de neef zonder vleugels.
En haar bacil heeft ze gekrègen. Tòch nog. Een tijdje later in het avondblad. De Streptococcus Knallius.
Gravin Knal loopt nog steeds rond met een open oog. Er moet zoo ontzettend veel gedaan worden. Bepaald gebrèk geleden wordt er natuurlijk niet, daar zorgt de Staat voor, die zelfs veel te ver gaat, volgens mij. Maar toch is er nog wel het een en ander voor ons te doen, en daarom geeft het me zoo'n tevreden gevoel als ik hoor hoe Mama zich opwindt voor de slechte woning van een koperslager, en wat Amélie van Naeldwijck allemaal presteert met haar havenarbeiders, en hoeveel energie er gaat zitten in | |
| |
moederclubs, en collectes, en de t.b.c.
Maar al die dingen kosten gèld, waarom we de practische zijde niet uit het oog mogen verliezen, wat Gravin Knal dan ook nooit dòèt. Haar financieele oplossingen gaan hand aan hand met het hoogste ideaal. Een sprekend bewijs daarvan was indertijd de geschiedenis van de kerk.
Gravin Knal had een kerk gekocht, een lèège. Je kunt die dingen tegenwoordig krijgen voor bijna niets, en ze zijn voor alles te gebruiken. De kranige oude dame was dan ook meteen alweer van plan de hare tegen vergoeding af te staan voor goeie doeleinden, en de Hoogere Maatschappelijkwerkschool van juffrouw Wolvering vroeg hem op slag aan voor een Lentefeest ten koste van de armsten der armen, en Gravin Knal rekende uit dat een goed geëxploiteerde kerk een aardige geldbelegging kan zijn in een tijd als deze.
Tòch werd ze bij de aanschaffing natuurlijk weer niet uitslùìtend geleid door geldelijke motieven maar heeft ze zich vol vertrouwen laten drijven op een onderbewuste impuls, wat voor een beter soort menschen als wij dikwijls de aangewezen weg is als je nagaat hoe verschrikkelijk de wereld is geworden door de theorie.
Gravin Knal liep de kerk tegen het lijf op een bedenkelijke gracht, waar ze langs reed op weg naar de weduwe van een man, die japonnen maakt om van te leven, en waar ze een gris-perle met paarse blokken ging passen omdat dat mensch niet aan huis kwam door een ongelukkig been.
| |
| |
Ze reed er dus langs, en de zon scheen, en omdat er een sinaasappelkar op de smalle gracht voor de auto liep, stonden ze bijna stil, en Gravin Knal keek ondertusschen naar de lente en naar de vieze kinderen op de stoepetjes, en toen zag ze de kerk.
Hij stond op een ingesprongen pleintje waar ze de sinaasappelkar passeerde, en ze voelde een onbeschrijflijke aantrekkingskracht.
Ze draaide zich om en keek hem na.
't Was een brokkelig, oud gebouw. Onder het granieten kruis van de ingang stond dat 't te koop was of te huur, maar Gravin Knal is tègen huren omdat ze niet wenscht uitgezogen te worden door een huisheer, en dus kòcht ze de kerk onder haar persoonlijke leiding, daar ze een zaakwaarnemer heeft die ze geen minuut uit het oog verliest.
En toen ze hem hàd, heeft ze hem eerst laten uitboenen met carbol en sodawater waardoor ie zoo helder werd als glas. En toen moest ie een week tochten voor de gasthuislucht, en toen bleek ie luis te hebben, en toen die weg waren begonnen de repetities voor het lentefeest.
Juffrouw Wolvering is een uitstekend paedagoog. Ze is opgegroeid met Pestalozzi en professor Casimir en ze laat altijd iedereen alles zèlf doen, en ze maakte een visite bij Gravin Knal om dat van tevoren te regelen. En ze is iemand met een tailormade en een lichtblauwe bril en handschoenen van krakend leer. En ze heeft het uiterlijk van een vrouw die voor haar pleizier omgaat met honden en paarden. Ze draagt hooge overhemden, en haar haar is | |
| |
grijs, wat met haar leeftijd in verband staat.
Juffrouw Wolvering zei dat ze allerlei menschen had plat geloopen om hun naam, en Gravin Knal gaf de hare, waarmee ze een comité vormden, en ze spraken af dat de huur van de kerk, en de rest er àf moest, maar dat al de vèrdere gaven geheel ten goede zouden komen aan de ongelukkigen.
‘We brengen een koor, en een Fransch èèn-actertje’, zei Juffrouw Wolvering. ‘Mijn meisjes geven zich geheel aan liefdewerk.’
‘Jong geleerd is jong gedaan’, glimlachte Gravin Knal, er er was nog een orgel met gebarsten pijpen dat ze mochten gebruiken als ze het lieten repareeren, en de meisjes begonnen te repeteeren in de kerk, en juffrouw Wolvering zèlf kwam nooit uit paedagogische overwegingen over zelfstandigheid en vertrouwen, maar Gravin Knal zat in 1000 angsten dat ze de lambrizeering zouden beschadigen, die het eenige goede was van de heele kerk, en omdat 't zoo'n opschudding gaf als ze zèlf kwam, telefoneerde ze of ik het wilde doen, en ik deed het met Desmond, en maakte kennis met de tien repeteerende meisjes van juffrouw Wolvering, die allemaal over de 18 waren, en dus oud genoeg om van de lambrizeering af te blijven.
En Desmond werd heelemaal rood van pleizier en praatte links en rechts als een koe zonder kop, want er waren een hoop bekende namen, en hij rustte niet voor ie alle meisjes had thuis gebracht met betrekking tot broers en neven die ie kende, wat een sfeer van wederzijdsch vertrouwen schiep,
| |
| |
die na twee dagen zòò vertrouwelijk werd, dat ik het beter vond de tien meisjes verder in hun vet te laten gaar smoren, wat ik dèèd, tot er uitnoodigingen kwamen en pamfletten achter de winkelramen over het Lentefeest.
‘Ik denk niet dat ik ga’, zei ik, maar Gravin Knal stuurde een gedrukte kaart, waarop stond dat ze 's avonds tusschen half negen en kwart voor negen persoonlijk verpakte flensjes zou verkoopen op het podium, en ik voelde, dat ik niet kon achterblijven en ging eerst poolshoogte nemen en hoorde dat het comité 50 tafeltjes met 200 stoelen had gehuurd voor het zitten, wat in een kring zou gebeuren om een open ruimte in het midden, waar gedanst werd tegen vrijwillig entré. ‘Gèèn jazz’, had Gravin Knal gezegd met het oog op de gewijde sfeer. En de kindertjes van de Elisabeth Meier Crèche, die als studiemateriaal waren opgekweekt door de tien meisjes van juffrouw Wolvering, mochten (voor zoover ze al lìèpen) opmarcheeren met gesteven schortjes en oranje tulpen omdat 't een lentefeest was, en er zouden gehuurde azalea's zijn, en slierten gekleurde lampjes, en geverfd karton, en roze vloei, en vlaggedoek om de sfeer nòg vroolijker en inniger te maken. De kerk zag er volgens de oude gravin uit als een droom. En ze zei begeesterd dat juffrouw Wolvering drie gezinnen had ontdekt die zonder brood zaten, en die kregen alles wat er over bleef; en ze zei dat er een wijding uitging van de omgeving, en dat ze in Oberammergau òòk klein waren begonnen.
Het Lentefeest opende om acht uur, wat een beetje | |
| |
laat was voor de versierde schapen van de crèche, die onmiddellijk na het òpmarcheeren weer moesten àfmarcheeren. Ik was met Desmond aan een tafeltje ver weg gaan zitten, maar de tien meisjes vonden hem, en begonnen hem te plukken met lootjes en grabbelzakken en sandwiches van een gulden, tòt ze zich in de consistorie kamer gingen uitkleeden voor de èèn-acter, wat vreeselijk schalde omdat de vloer van groote, grijze, platte steenen zonder tapijtjes was om te kunnen dansen.
Na de èèn-acter werd de stemming geanimeerder, en in de hoek van Gravin Knal was 't gewoonweg vreeselijk geanimeerd. Een wethouder en een heer waren bezig haar lachend op te hijschen, en de wethouder zei dat ie er op stònd om met Gravin Knal zèlf te dansen, en hij bood twee vijftig voor het goede doel, en Gravin Knal zei dat ze òùd was, maar de wethouder en iedereen schreeuwde dat dat niet wààr was, en de wethouder boog, en wenkte de muziek om iets langzaams, en Gravin Knal begon te rochelen van pleizier terwijl ze in het gris-perle met de paarse blokken voorzichtig met hem weg draaide over de groote, grijze, platte steenen.
Maar toen gebeurde er iets vreemds. Baron Fonck, die bij vergissing ontzettend veel in een bus had laten vallen en die nu boos weg wilde naar iets anders, keerde zich bij de deur met een ruk om alsof hij zich bedacht. Hij riep iets, maar de dansmuziek overstemde hem. Toen sloeg hij bulderend op een tafel met koffiekopjes waardoor het stil werd.
We kwamen in een kring om hem heen staan | |
| |
omdat we het niet begrepen. Baron Fonck was nu zoo ver dat ie haast niet meer spreken kon van verontwaardiging. Hij wees met vlammend hoofd en trillende hand naar de grijze steenen vloer. ‘Daar....’, bracht hij eindelijk schor uit, ‘Daar liggen ze! Lees!’ En toen ging iemand op z'n knieën liggen om de letters te ontcijferen.
‘Emanuel Peter Paulus Fonck - Anno 1603 - R.I.P.’
Het dikke, roode hoofd van Baron Fonck vertrok van boosheid, toen werd hij zich bewust van het feit dat de tien meisjes hem aanstaarden.
‘Mijn voorgeslacht....’, zei Baron Fonck, zijn voorhoofd bettend. ‘Ik kan niet toestaan, dat Mevrouw Knal op mijn stamvader danst.’
- - - - - - - - - - - - - -
Gravin Knal heeft hem later de kerk ter overname aangeboden door middel van haar zaakwaarnemer omdat ze zelf uit kieschheid achter de schermen bleef, en omdat ze vond dat hij er meer recht op had dan zij, maar ze zei wèl tegen de zaakwaarnemer, dat ze er niet op wilde verliezen, integendeel, en de zaakwaarnemer is uit zijn slof gesprongen en heeft een fantastisch bedrag gezegd, en Baron Fonck kòn niet anders, en kòcht de kerk, en zette er een biljart in, en een divan.
Maar de lambrizeering heeft Gravin Knal er eerst uit gehaald, omdat het hem après tout alleen maar te doen was om de vlòèr.
Zoodat iedereen er nu beter op is geworden, waar- | |
| |
mee ik maar zeggen wil hoe goed en voordeelig sommige dingen kunnen zijn.
Gravin Knal bereikt het onmogelijke onder het motto: Volharding is alles. Iemand die op z'n tanden bijt zal zegevieren!
Ik schrijf dit naar aanleiding van haar onthulling in het Ritz à f 2.50 de persoon ten bate van de stichting ‘Kop Op’.
Gravin Knal is meer dan 55 jaar geleden begonnen aan een gobelin van 2½ bij 3. Ze was toen nog een meisje, en haar gouvernante bestelde de kleuren bij een artist, en de rest kwam in een rol uit Parijs, maar 't patroon werd hier en daar meteen al gematigd door Gravin Knal's Mama omdat er nogal veel cherubijnen in voor kwamen, waar de vroegere moeders eenigszins huiverig tegenover stonden. Enfin, ze begon beneden links aan een slinger, wat ze allemaal zoo onderhoudend vertelde in de openingsrede voordat de lap die alles bedekte door een wethouder was weggenomen. Ze vertelde verder aardige anecdotes, over hoe ze aan een vinger bezig was toen ze haar man leerde kennen, en over een omgevallen inktkoker; en ze wees tien eigengemaakte steekjes aan van haar zoon de kolonel als kind, die als het ware was opgegroeid met de zwevende bloemenmand, die ze zelf had ontworpen op een wolk, waar ze van de Boerenoorlog tot de opheffing van de paardetram aan werkte. Enfin, 't was alles verbazend geanimeerd, en de Stichting kreeg netto een | |
| |
tekst en een cocoslooper en daarmee uit. Maar niemand hoorde iets van de moeilijkheden waarmede Gravin Knal 55 jaar lang kampte, niemand begreep hoe 'n ijzeren wil er noodig was geweest om dit geweldige werk te volbrengen.
Om te beginnen weet niemand, tenminste niemand buiten òns, dat ze bij haar meerderjarigheid bloedvergiftiging kreeg aan haar vinger waar ze de groene arsenicum van de wol voor boomtakken had ingeprikt. Tòch zette ze door. Later redde ze de gobelin van brand door een springende vonk uit het haardvuur beet te pakken, waardoor ze wekenlang verbonden rond liep. Nòg later kwam de mot. Ze werkte toen zelf in een mouwschort met verdelgingsmiddelen die op haar keel sloegen, maar de gobelin werd gered. Zoo waren er duizend dingen, en het ergste gebeurde drie maanden terug toen de vleeschkleur van de laatste cherubijn, die ze altijd uit Parijs had laten komen, op was. De wolfabriek brandde af en wilde niet meer opnieuw beginnen, en ze had toen nog maar twee onnoozele strengetjes noodig voor een armpje en twee vuistjes, die ze nergens kon bij krijgen. De Hollandsche fabrieken leverden alleen maar vloekende zalmtinten. Manchester en Leeds hadden de goeie kleur maar de verkeerde kwaliteit. Oòk naar België en Australië strekte Gravin Knal haar voelangels uit, maar tevergeefs.
Toen pakte ze een koffer en ging oud en wel, met haar gezelschapsdame, die per slot van rekening òòk geen cent waard is, naar Parijs, waar ze al- | |
| |
le adressen plat liep tot iedereen haar kende, maar niemand had de goeie vleeschkleur.
Toen ontmoette ze een antiquair. Die nam haar zonder de minste bedoeling mee naar zijn huis, waar hij haar alles liet zien omdat ons volk zich dikwijls sterk interesseert voor stukken van waarde.
Zoo kwamen ze eindelijk ook terecht in een zaal bij twee oude gobelins, die zòò muf roken dat de gezelschapsdame na een tijdje met een smelling bottle op de gang moest staan.
Enfin, Gravin Knal bekeek de eerste, die een gewoon jachttafreel voorstelde met wat honden en een wapen op de achtergrond, zonder éénige fantasie.
De tweede was niet veel beter. Ook hier een afgezaagd thema: een man en een vrouw. De verschoten figuren zaten op een bank; de zachtroode man in een smeekende, halfhorizontale houding met één knie op de grond, de vrouw in blauwe draperieën, waarboven een soort papegaai zweefde met een kroon. Het geheel sprak niet tot Gravin Knal. Toen echter viel haar het vleesch van de vrouw in het oog en stelde ze onmiddellijk met een schok vast dat het volkomen overeenkwam met de kleur van de laatste cherubijn in Holland.
Intusschen stond de antiquair er eerbiedig naast en fluisterde dat het een van de meest beroemde gobelins was uit het eerste tijdperk, en Gravin Knal zei dat het eigenlijk niet goed was je dood te staren naar een vroeger tijdperk, en de antiquair zei dat ie dacht dat 't sòms goed was naar de mooie dingen van een vroeger tijdperk te kijken ter oriën- | |
| |
tatie, omdat de leelijke dingen zonder dat je het merkt meestal vanzelf meewandelen naar een volgend tijdperk, waar Gravin Knal niet eens op inging, òòk al omdat ze onderwijl dacht aan haar eigen gobelin met de, op een oortje na gevilde cherubijn.
Toen, instinctief, nam ze een besluit. Ze vroeg de prijs, waar de antiquair zichtbaar van opschrok. De volgende morgen zei hij het haar benepen door de telefoon, en daarna schriftelijk na veel gereken aan de hand van stukken uit z'n safe.
De prijs was schandelijk, maar er hoorden papieren bij met zegels of je een rashond kocht. In elk geval, Gravin Knal schreef naar haar bankier, en 't werd een heele financieele correspondentie tusschen autoriteiten tot ze eindelijk, met het ding in een speciale verpakking, naar huis reisde als overwinnaar.
Wat ze toen deed was grootsch. Ze liet het dure museumstuk ophangen in de erkerkamer, bekeek het even, schudde toen wilskrachtig het hoofd en riep om de behanger.
De behanger, die de groote effen gedeelten van hààr gobelin mee had helpen afmaken als zijzelf te bezet was, was verrukt over de kleur van de vrouw, en Gravin Knal gaf hem verlof haar linkerarm heelemaal uit te peuteren....
En zòò was het, met deze moeizaam verkregen draadjes, dat ze tenslotte het laatste vuistje van haar levenswerk voltooide.
‘Niets zonder moeite’, zei ze later eenvoudig. ‘Kunst eischt offers’, en ze zei dat ze nu wist waarom er zooveel armoede was bij schilders en schrij- | |
| |
vers. ‘Ze werken te vlug. Ze raffelen alles af. Vijfenvijftig jaar is niets te lang voor iets goeds. Maar ze hebben geen tijd en geen volharding. Ze willen gèld zien. Voilà!’
Gravin Knal heeft altijd al gevonden dat alle beesten te nauw zitten, waarom ze op een goeie dag een ongeboren geldman in de arm heeft genomen, die blijkbaar zoo trotsch was op die relatie dat ie onmiddellijk beloofde het onmogelijke te doen tot oprichting van een beestenpark vol moderne gemakken voor pluimvee en apen en katachtigen, waarvan Gravin Knal dan natuurlijk hoofd zou worden met een doorslaande stem.
Deze dierenliefde heeft Gravin Knal geërfd van haar oude Papa, die haast niet jagen kon door z'n weeke hart, waarom ie een strooper eens bijna vermoord heeft met een hondezweep omdat ie niet hield van het eten van wild.
Het is dus allemaal begrijpelijk, dat Gravin Knal al jong te velde trok tegen inenten en vivisectie; dat ze een vereeniging stichtte die zich verzette tegen het uitsterven der kieviten, dat ze ijverde voor het onteigenen van trekhonden, voor nachtegaalbescherming, en dat ze treffende artikelen schreef in het Vrouwenleesblad over paardenleed, en gedenaturaliseerde katers.
Gravin Knal en de geldman werkten een tijdlang in stilte aan het park, en kochten een leegstaand sportveld, en bestelden onder architectuur gebouw- | |
| |
de hokken en rollen kippengaas, terwijl ze advertenties zette voor oppassers met Middelbaar Zoölogie.
En ondertusschen zat de geldman aldoor maar op de thee van Gravin Knal, wat we vreemd vonden omdat ie van huis uit een gewoon iemand was, zonder discours. Maar later bleek dat ze door die zure appel heen beet om het ideaal van de, door hem bekostigde, moderne dierentuin, die bovendien heel voordeelig kan zijn in de exploitatie, en die ze dus eigenlijk heelemaal geheim had willen houden voor concurrentie tot ie er wàs. Maar na een kerkconcert, versprak ze zich in het huis van de vrouw van de Waalsche predikant, waar ze een enorme aap aanhaalde, die ze zei dat ze besteld had in de binnenlanden van Sumatra, wat eenige opschudding verwekte, waarna Gravin Knal, die voelde dat ze door de mand was gevallen, geheimzinnig glimlachte, terwijl ze meteen veelbelovend haar glas neerzette op een ebbenhouten tafeltje en wachtte tot iedereen naar haar keek, wat bijna altijd dadelijk gebeurt als ze haar mond opent door het gewicht van haar geest.
‘Lieve mevrouw Knal,’ zei mijn Mama, die nog blauw was van de tocht naast het orgel, ‘u maakt ons heelemaal nieuwsgierig....’, waarna alles los kwam: van het sportpark, en de geldman, en de nauwte in de conventioneele dierentuinen, waar de leeuwen hun staart niet kunnen uitslaan.
En vanaf dat oogenblik hebben we meegeleefd en giften gegeven.
Jonker van Ratburgh kwam aandragen met een smeedijzer hek voor de ingang. En Amélie van Naeld- | |
| |
wijck kocht hygiënische drinkbakken, en de freules Knoop Knoop collecteerden onderling een gestyleerde rotsachtergrond bij elkaar voor de ijsbeerkooi, die ze lieten uitwerken door een ingenieur uit Delft, die werkloos was en daardoor goedkoop. Ouwe nicht uit Zeist, die stikt in de kassen, stuurde haar stekken voor de beplanting, en de golfclub schonk een reptielenhuis. Zoo deed ieder het zijne, terwijl de geldman de heele rest bestelde in stroomlijn met staal en gechromeerde knoppen, wat een indruk van ruimte en breedte wekte, die alles ten goede kwam.
‘Het eenige,’ zei de oude gravin, die in weerwil van haar leeftijd nog persoonlijk met haar lange bever het water voor de zeeleeuwen was gaan keuren, ‘het eenige dat moeilijkheden oplevert zijn de beesten....’, en ze legde uit dat 't lastig was alles vol te krijgen, hoewel de aap uit Sumatra al onderweg was, mitsgaders een collectie kleinere dieren, die mee reisden met een bevriende kapitein. De geldman had voor een dure giraffe gezorgd maar stond verder machteloos.
Toen bood baron Fonck zich aan, en omdat de publieke opening al gauw was, vertrok ie hals over kop met een expeditie naar Egypte en Afrika op kosten van de geldman. En ondertusschen kocht Gravin Knal een op apegapen liggend circus, waardoor ze in het bezit kwam van verschillende dieren die op geconstrueerde fietsen konden rijden, en van een geleerde olifant, en een dansende beer, en twee leeuwen die nooit jongen konden krijgen omdat 't allebei mannetjes waren.
| |
| |
Baron Fonck stuurde een krokodil en een paar kisten vogels die dood aankwamen, wat jammer was voor de volière.
‘Hij had misschien beter thuis kunnen blijven....’, opperde de geldman benepen, maar diezelfde dag kwam er een opgetogen telegram van 190 woorden uit Kaïro. Het bleek dat baron Fonck iets had gevangen in de woestijn, iets dat hij beschreef als 't midden tusschen een klein soort zebra en een onbekend mager diersoort zonder staart en met een wervelkolom met een knak. De gepromoveerde oppasser keek bedenkelijk, maar baron Fonck is tenslotte óók niet gek, en De Strijdbijl lanceerde het als een uitgestorven ras, en Gravin Knal bouwde een speciaal hok in de vorm van een tempel met centrale verwarming in afwachting van de aankomst van het beest, dat baron Fonck een ‘Streepdier’ noemde.
De opening naderde. De ingelichte pers begon langzaam maar zeker te schrijven. Gravin Knal stond op de foto pagina's naast vermoedelijke skeletteekeningen en rotsteekeningen van het dier, dat 't park al befaamd maakte voor 't er was.
Het arriveerde in een glazen krat met stroo. Gravin Knal was op de kade aanwezig in weerwil van haar jaren en de vorst. Het dier zelf lag weggedoken onder een geruite deken. De gevormde zoölogische oppassers verdwenen er na aankomst mee in de tempel om 't te voederen met doelmatig gehakt.
De Strijdbijl schreef: ‘Streepdier Levend Overgebracht In Speciaal Gebouwd Ruim’, en dat Maandag twee uur de opening zou zijn.
| |
| |
Dat was ie. En om zes uur kwam De Strijdbijl, die zei: ‘Eindelooze Rijen Trokken Heden Op Om Het Streepdier Welkom Te Heeten In Zijn Nieuwe Vaderland!’
De rest van de pers echter zei iets anders, en schreef, dat 't een gekruiste kat was zonder staart, die iets had aan z'n rug door een gevecht en ondervoeding, wat je tenslotte wel van ieder voorhistorisch dier kunt zeggen.
‘Laf en gemeen’, zei Gravin Knal alleen maar. ‘We gaan voort.’ En dat dèden we.
Het eenige jammere is dat de knak in z'n ruggengraat verdwijnt door het gehakt, maar z'n staart blijft gelukkig weg, en we hebben de gepromoveerde oppasser moeten ontslaan wegens ongeloof, en de sanguïnische baron Fonck heeft een tegenschrijvende professor gedreigd die nu óók zwijgt, en de menschen stroomen naar zijn hok, wat zoo prettig is voor de kas en zoo heerlijk voor de oude gravin met het oog op de voldoening.
Het leven is niet altìjd een triomftocht. Ook de oude Gravin Knal krijgt haar slagen en ontgoochelingen, die ze evenwel draagt op een manier waar de ontevredenen uit àndere kringen een puntje aan kunnen zuigen, waarom ik nu overzwaai op haar oude Papa, Graaf Wijnand Knal (niet te verwarren met de Papa van haar màn, Graaf Godfried Knal van de hoofdtak), welke Wijnand een zeer bizonder mensch moet zijn geweest, die Tudorvleugels aan | |
| |
z'n huis bouwde, en Zondags naar de kerk reed met drie paarden, wat erg lastig en gevaarlijk was voor de òverige voetgangers op de smalle weg, terwijl hij ook onstèrfelijke dingen deed, zoodat zijn nagedachtenis door Gravin Knal eerbiedig bewaard wordt met zijn bril en laatste snuifdoos vol piëteit tusschen de poppetjes en borden in de porseleinkast.
En omdat 't zoo ellendig zou zijn als ze hem vergaten, werkte Gravin Knal jarenlang achter de schermen, totdat er eindelijk een comité uit de grond was gestampt voor een Wijnand Knal Monument, met haar op de achtergrond. En hoewel ze al tijdenlang vergaderd hadden, zijn ze feitelijk nog hals over kop begonnen, vóór alle fondsen er waren, om 't af te hebben op z'n honderdste gedenkdag, en ook omdat het comité niet langer durfde wachten aangezien ie tòch al zoo lang dood was, en de menschen hem anders heelemààl vergeten zouden zijn, wat ondankbaar zou wezen van z'n geboorteplaats, waar ie vijftig jaar terug de cultuur diende als een paard door de oprichting van een leesgezelschap, terwijl z'n grootste verdienste heeft gelegen in de stichting van een verkleede jeugdorganisatie, waar ie jongetjes van zes tot twaalf liet marcheeren met koperen knoopen om ze binnenshuis te houden en aan te kweeken in het oude, omdat ze de nieuwe generatie waren en dus zooveel mogelijk vakkundig geïsoleerd moesten worden van het kwaad, met Zaterdagsavonds een marsch door de stad onder vaandels en fakkels achter een piccolo.
En sommigen zeien dat ze niet begrepen waarom zulk soort jongetjes zulk soort dingen deden, maar | |
| |
dat waren défaitisten, die toen òòk al bestonden, en van wie Graaf Knal veel verdriet heeft gehad omdat ze zeien dat 't overspànnen jongetjes waren met opgeschroefde hoofden, die alleen maar wat durfden als ze verkleed met z'n tweehonderden in de maat liepen, maar niets alleen.
In weerwil van deze laffe praatjes echter, is Graaf Knal doorgegaan, en was jarenlang hetbezielde hoofd. En toen ie eindelijk stierf, kregen de jongetjes een kanonnetjes-affuitje te leen, waarop ze hem omfloerst weg reden, wat een ontzaglijke propaganda was geweest.
Omdat Graaf Knal eind van de vorige maand honderd zou zijn geworden, zat 't comité er vreeselijk achterheen dat z'n standbeeld op diè dag onthuld zou worden, ook al wàs 't geld nog niet voltallig, waarom de inteekenlijsten circuleerden als gekken, en ze zich vast in verbinding stelden met beeldhouwers.
De goeie echter waren te duur, bovendien maakten die stuk voor stuk zulke leelijke gezichten. Zoodoende kwam het comité terecht bij een aanbevolen vluchteling die al lang geen beelden meer maakte omdat ie eten wilde, waarom hij en z'n vrouw zich meer toelegden op artistieke theematjes en lampekappen.
De vluchteling accepteerde het bijna voor niets, wat ook goed was, omdat het comité hem de gelegenheid gaf zich te onderscheiden. Toch viel alles en alles sàmen nog tegen door het marmer waar ze hem in gehad hadden willen hebben en 't hekje er om heen, waarom ze op hardsteen overstapten, en | |
| |
alles verder overlieten aan de vluchteling, die deskundig was, en die de afmetingen kreeg en een limiet om zich aan te houden, benevens foto's van Graaf Knal met hooge boorden en bakkebaarden, en eentje in het uniform van de jeugdorganisatie, waar epauletten op zaten.
De vluchteling maakte toen een schets, waar ie op stond in stramme houding, maar Gravin Knal zei, dat ze 't zich klassieker had voorgesteld, met een arm naar de horizon, meer universéél, wat ie toch ook gewéést was als geestelijk voorlooper van Baden Powell en Hopman Held. Ze had natuurlijk geen portret van z'n lichaam zelf, maar zei dat ie daarvoor gerust een ander kon nemen, omdat alle lichamen gelijk zijn, daar 't eigenlijke zwaartepunt toch ligt in het hòòfd, waarna de vluchteling zich geïnspireerd met z'n rommel begraven had in een leegstaande garage als atelier.
Aanvankelijk ging Gravin Knal iedere week naar de garage om te kijken of ie al leek en voor wenken. En eerst had ze een stellage van houtjes gezien, en later een staand stuk steen met links een uitwas, wat z'n arm moest worden, waarmee ie zou wijzen naar een blok van arbeidersflats. Later kreeg ze een infectie in haar keelholte van de spinnewebben en het vliegende gruis, waarom ze een poosje weg bleef. Toen ze daarna weer opdook na een voorafgaande briefkaart met haar komst, vond ze de vluchteling op een ladder bezig met z'n hoofd. De rest zat nog onder lakens omdat je niet alles tegelijk kunt doen.
Gravin Knal had toen wel haar buitengewone te- | |
| |
vredenheid uitgesproken over z'n trekken en de familiegelijkenis, maar ze had hem nog wat laten wegbeitelen van de bakkebaarden, en allerlei andere verbeteringen aangegeven in het algemeen.
De vluchteling, een mager persoon in een gore stofjas, draaide eerst aldoor beleefd z'n hoofd naar beneden op een lange nek van peezen als ze wat zei, maar langzamerhand kreeg ie rimpels en klom boos mompelend op haar aanwijzingen over planken en ladders om het enorme hoofd. Z'n kuif werd wit van steengruis en hing over z'n zweetende voorhoofd met de bolle brillenglazen, waarachter twee bruine oogen steeds nijdiger gingen glimmen als een booze Pekingees. Gravin Knal meent zelfs dat ie een keer tegen haar heeft gevloekt, maar dat kan een vergissing zijn geweest. In elk geval, nadat ze en passant iets gesuggereerd had in de richting van de mogelijkheid van een eventueele intrekking van de opdracht, deed hij alles wat ze wou.
‘Het is een onaangenaam mensch, maar heel gewillig’, zei Gravin Knal die avond tegen het comité. ‘Toen ik wegging was ie heelemaal murw. Hij beloofde uit zichzelf alles voor ons te regelen, óók de geboortedatum en het opschrift in het voetstuk. Dat is inbegrepen bij de prijs. Hij zal 't beeld in een krat laten vervoeren naar het plein, en alles persoonlijk in orde maken voor de onthulling van de wethouder.’
Het comité tobde toentertijd juist erg met financieele en politieke gebeurtenissen buiten het monument om, waardoor ze het prettig vonden alles over te geven.
| |
| |
De vluchteling liet schuttingen neerzetten om het voetstuk in Plan Noord, en takelde Graaf Knal, die 900 kilo woog, in doelmatige verpakking uit de garage per vrachtauto er bovenop, waar ie speciale mannen voor noodig had, die later allemaal op een aparte rekening kwamen te staan.
En op z'n honderdste verjaardag wilden ze het beeld aan de gemeente overdragen met een kleine ceremonie, waar de heele familie bij aanwezig zou zijn, gevolgd door een kranslegging door de zeventienjarige dochter van Gravin Knal's oudste zoon uit het Willemspark.
Die middag om twee uur stond alles zwart. Uit de arbeidersflats hingen hoofden. Om 't voetstuk was een perkje gemaakt van rozen die nog niet bloeiden, en om 't eigenlijke beeld hing een los stuk zeildoek, dat correspondeerde met een touw, waar de wethouder aan moest trekken.
Lietje Knal, in zachtblauwe organdie, stond met de krans naast haar stralende grootmama, die omringd was door haar complete kinderen, omdat ook de Indische zoon was komen overvliegen.
De voorzitter van het comité sprak over z'n groote verdiensten, waarna ie 't aan de gemeente schonk, waarna de wethouder bedankte, en onder ademlooze spanning aan het touw trok.
Het zeildoek zakte.
Eerst een klein beetje, waardoor het hoofd te zien kwam, in treffende gelijkenis met Gravin Knal, die huilde.
De wethouder trok harder....
| |
| |
Een oogenblik bleef het stil; toen deinsden wij terug.
Daar, op z'n voetstuk, stond Graaf Knal, edel en hoogopgericht, z'n linkerhand in een rustig gebaar naar de flats, waaruit gejubel opsteeg.... Wij en de geïnviteerde rijen echter staarden stom van schrik omhoog. Niemand durfde naar de naaste familie te kijken, daar 't beeld van Graaf Knal, het tweemaal levensgroote, hardsteenen beeld niets aan had dan een afgezakte draperie.
- - - - - - - - - - - - - -
Later hebben ze de gemeene beeldhouwer er over aangegrepen. Dit sujet heeft zich blijkbaar willen wreken over de artistieke inmenging van de goede Gravin Knal, waarom ie zei dat ie 't klassiek had gemaakt omdat Gravin Knal 't gezegd had, en ook omdat alle lichamen gelijk waren (volgens haar), maar zij had aan dat van Thorbecke gedacht, terwijl hij was uitgegaan van de Apollo van de Belvedère, waardoor ook de gemeente in een zwaar parket raakte, daar ze 't liever weer weg wilde hebben, waartegen de buurtbewoners zich verzetten, waarom er nu tijdelijk een schutting om staat tot de zaak geregeld is, wat de arme oude dame allemaal zoo ontzettend heeft aangegrepen, dat ze naar een Herstellingsoord moest tusschen de dennen, van waaruit ze een brief op pooten naar de gemeenteraad stuurde, waarin ze voor haar geslachtelijke eer om algeheele vernietiging heeft moeten vragen.
| |
| |
Sommige slagen draagt een mensch allèèn, andere met mèèr, waardoor dan panieken ontstaan en vreeselijke tafreelen. Maar bij de coöperatieve débacle van het tuinhuis, was het meteen weer Gravin Knal, die - nadat de eerste wanhoop voorbij was - haar olie uitgoot over de verslagen gemoederen. En als je nù spreekt over opgeslagen voedsel is het toch weer ànders dan een poos geleden, toen we nog niet wisten dat 't zoo goed en gezegend zou afloopen met de negers, hoewel luitenant Knakkerman, als officier, meteen gezegd heeft dat 't 't veiligste was alles rustig te laten doodbloeden, maar aangezien je nooit weet of de Regeeringen veilige of ònveilige dingen zullen doen, zit je in angst, ook voor 't èten, wat 't eerst ter sprake kwam op een Bach Concert.
Het was een serie van zes avonden, en Gravin Knal, die in tegenstelling met haar leeftijd zoo muzikaal is dat ze alles bijwijst in partituren, zat met een kring in de pauze in de koffiekamer, en zei dat ze gehoord had dat er botsingen waren tusschen menschen in de woestijn, wat zoo treurig was met eventueele verkeerde mogelijkheden voor ons, en voedselcomplicaties, en ze zei dat we het oog op de toekomst moesten slaan en rijst koopen.
Toen ging het belletje, maar ze heeft daarna geen oogenblik meer stil gezeten, en de volgende morgen hing ze al met enorme vitaliteit aan de telefoon om te zeggen dat er dooden waren en dat de rijst steeg, maar dat zij, door middel van een bevriend pakhuis, 300 baal kon krijgen voor de helft, wat 't pakhuis zich kon permitteeren omdat 't de rest later voor | |
| |
ontzettende prijzen per òns zou afwikkelen.
‘Maar,’ zei ze, ‘300 is te veel voor een vrouw van mijn leeftijd’, en Mama begreep dat heel goed omdat ze wist dat een kopje een schaal is uit de tijd van haar diploma huishoudschool.
Gravin Knal wilde de 300 balen dus deelen op coöperatieve leest, en stelde voor er met z'n tienen ieder dertig te nemen, en alles op te slaan in haar tuinhuis, dat ze pas heelemaal nieuw heeft laten restaureeren in de stijl van 1610. En ze had ook plannen met koffie en thee en havermout en zoute varkens. Ze dacht zelfs over een koe, en raadde wollen dekens aan en zuurkool en anthraciet.
Het jonge enthousiasme der oude vrouw stak ìedereen aan. We deden alles coöperatief met z'n tienen, waaronder de Papa van Betty, en de Knoop Knoopen, en de familie van Naeldwyck, en de familie Fonck, en de familie van Fred Quall, en de oude Mama van luitenant Knakkerman, die alles dubbel nam voor de zekerte. En 't werd waterdicht opgeborgen in het tuinhuis, waar we om de beurt kwamen kijken omdat we het zoo'n mooi gezicht vonden al dat eten.
Het is werkelijk iets om stil van te worden als je ziet wat gezamenlijke actie vermag. Na een week puilde het tuinhuis uit; we hadden van alles, maar het pièce de résistance vormde de rijst in stapels tot aan het dak.
En toen was het de leesmiddag bij Gravin Knal, die uit een kern van zeven dames bestaat. Ze lazen iets ontzaggelijk zwaars van een vertaalde Noor, en | |
| |
ondertusschen haakten ze luierbroekjes van grijze patentwol voor het vondelingenhuis, wat allemaal uitgaat van de lieve oude gravin, die als een bezielend middelpunt voor het boograam zat en toer na toer deed. En omdat ze om de beurt lazen, was het toen de beurt van mijn Mama die haar broekje neer legde en een bril opzette voor de Noor, wat niet lang duurde omdat mevrouw Fonck, die een heel ongelukkig huwelijk heeft door haar man, met een opgewonden hoofd binnenviel om te vertellen dat er al symptomen waren bij de kruidenier, wat ze had gehoord van de getrouwde zuster van de chauffeur, die eenmaal in de week komt wasschen. Die kruidenier had geen gewone thee meer gehad, alleen maar dure, waar de zuster van de chauffeur zich erg ongerust over maakte. En mevrouw Fonck zei dat ze zielsdankbaar was geweest bij de gedachte aan het tuinhuis, waar ze natuurlijk niets van had laten blijken, omdat je dergelijke dingen niet aan iemand z'n neus kunt hangen.
Na die mededeeling hadden de dames elkaar vroolijk toegeknikt, en Gravin Knal had gezegd dat we groote tijden beleven, en dat de damesleesmiddag daarom in het vervolg niet meer zou lezen, maar brandende problemen behandelen, waarom het eerste probleem werd opgegooid door de Mama van luitenant Knakkerman, die haar zoon uit het leger wilde hebben met 't oog op eventueel gevaar van schieten, maar luitenant Knakkerman had gezegd dat dat tòch niet kon, want dat iederéén dan moest, en nu zei ze | |
| |
dat ze dacht dat 't haar plicht was alle wegen tegelijk op te gaan om hem bij de administratie te krijgen waar het veel veiliger is, en ze zei dat ze zeker wist dat 't een gelukkiger wereld zou zijn als alle moeders hun kind bij de administratie konden krijgen, hoewel er dan natuurlijk een percentage zou overblijven dat nìèt bij de administratie kon. Maar Gravin Knal troostte haar voor geval de administratie mislukte met de verzekering dat 't toch nooit zoo ver zou komen, en ze had een nieuw soort ronde gebakjes bij de thee, en tot slot brachten ze een bezoek aan het tuinhuis met heel bevredigende resultaten.
Alles was in volmaakte orde met de 300 balen rijst, en voor de aardigheid maakte Gravin Knal, die een oude bontcape had omgeslagen, er eentje open, en alle dames van de leesmiddag gingen lachend naar huis met een boterhammenpapiertje vol, dat ze allemaal vergaten, behalve de Mama van luitenant Knakkerman, die 't liet koken met sambals en pickles en kroepoek en de rest, en luitenant Knakkerman, die gèk wordt als ie een rijsttafel ziet, at 'm op met nog twee luitenants en een kapitein, die allemaal doodziek werden als gevolg van een besmettelijke zwam, die een medicus constateerde in een microscoop. En de medicus zei dat ie zich vanzelf voortplantte, en luitenant Knakkerman en de twee andere luitenants en de kapitein werden uitgepompt en gered. Maar toen luitenant Knakkerman weer op mocht staan, voelde hij dat 't zijn plicht was Gravin Knal en de anderen van de coöperatie te | |
| |
waarschuwen voor de rijst, die nu ongeïsoleerd al drie weken lang in het tuinhuis had gestaan met de besmettelijke zwam, die zich onophoudelijk zou hebben voortgeplant door de 300 balen en in de aanwezige zuurkool en worst.
Het was een ontzettende slag. De tien families kwamen bij elkaar om te beraadslagen, en Klara Knoop Knoop, die altijd aan anderen denkt, stelde voor de rijst aan het vondelingenhuis te geven, en de Papa van Betty betreurde het geld, maar luitenant Knakkerman hield een gloeiend relaas over de zwam die daarginds rondkroop in het argelooze tuinhuis, en hij zei dat ie honger prefereerde boven de dood, en dat alles vernietigd moest worden en uitgezwaveld, en hij schilderde de verschrikkingen net zoo lang tot er iemand onpasselijk werd van angst, wat algemeen aanvaard werd als een vingerwijzing in de richting van vernietiging.
Maar we wisten niet hòè we het moesten vernietigen, want Gravin Knal wilde het besmette voedsel niet meer door haar gangen naar de straat laten brengen, en omdat 't tuinhuis geen achter-uitgang heeft zaten we er vreeselijk mee. Tot luitenant Knakkerman op 't idee kwam het te verbranden, wat wel jammer was van het tuinhuis, maar de eenige weg.
En dus gingen hij, en Desmond, en de jongens Quall er de volgende avond met blikken petroleum naar toe en goten de muren vol aan de buitenkant. En omdat luitenant Knakkerman officier is, weet ie | |
| |
alles van brandstichten en zulk soort werk, en hij gaf technische wenken, en om twaalf uur stond het tuinhuis in vlam.
Het ligt gelukkig geïsoleerd, zoodat we allemaal zonder gevaar konden zitten kijken voor de ramen van de achterkamer met de huilende gravin die de restauratie-rekening nog moest betalen aan de metselaar. De wind was recht naar boven wat een geluk was omdat we anders nog meer last zouden hebben gehad van de rook van de koffie en het spek. Maar de bewoners van de tuinen links en rechts maakten een spektakel van belang en alarmeerden de brandweer, die gelukkig te laat kwam om de ruïne van onze 300 balen nog te redden.
‘Er was ons geen andere keus gelaten’, zei Gravin Knal later op de poppententoonstelling ten bate van Het Ongelukkige Kind. ‘We hebben gòèd gedaan....’
Maar de volgende dag werd ze door een verzekeringsmaatschappij aangeklaagd wegens moedwillige brandstichting, en de daarop volgende dag werd luitenant Knakkerman wèèr ziek, maar nu na een rijsttafel van gezònde rijst uit een winkel; en de medicus pompte wèèr, en vond dezèlfde zwam, die ie tenslotte identificeerde in de sambal van luitenant Knakkerman's oude moeder, wat te denken geeft....
De slag is gevallen! Maar laat ik rustig blijven, en systematisch, en verder gaan of er niets was gebeurd, wat 't eenige wapen is van de lieve, arme gra- | |
| |
vin, die haar hoofd steeds hooger is gaan dragen in deze kwestie.
Laat ik dus beginnen met verleden zomer en de voorgeschiedenis van de rozen, waaruit iedereen meteen kan afleiden dat het ongemotiveerd is om te praten.
Gravin Knal is als het ware altijd èèn geweest met de natuur, die we niet kunnen missen volgens haar, waarom ze het heele huis vol heeft met stekjes en potjes, die de gezelschapsdame urenlang achterna loopt met een gieter, terwijl ze ook bùìtenshuis kweekt en kruist met haar tuinman in de schoot der aarde, wat doorgaans tot de verrukkelijkste resultaten aanleiding geeft. Maar deze zomer schijnt er een vloek over alles te hebben gelegen door een geesel van boven die alles opvrat.
Gravin Knal had luis. De heele tuin zat vol, wat vooral vreeselijk was voor de Caresse de Nuit rozen, een variëteit van haar overleden man, die ze zelfs met arsenicum hadden afgesproeid zonder succes.
De arme oude dame kon niet slapen van angst dat ze dood zouden gaan, omdat de struiken wereldberoemd waren in vakkringen, waar alle tuinmannen ze probeerden te imiteeren, wat nog nooit aan ièmand was gelukt, wat haar altijd zielsgelukkig en dankbaar had gemaakt.
Andere jaren waren de perken een donkerrood paradijs, maar nù kwamen ze geen stap vooruit door het ongedierte dat de knoppen opat, zoodat Gravin Knal niets doen kon met haar tuinschaar en handschoenen en groote hoed, waarmee ze vorige zomers,
| |
| |
's morgens na het ontbijt, in ontroerende toewijding tusschen de takken knipte.
We kwamen allemaal met recepten en spuiten aandragen, maar 't was een kwaadwillende luis, waartegenover iedereen machteloos stond.
Tòt Gravin Knal zich op een dag herinnerde dat ze indertijd, na de slag van het Wijnand Knal Monument, in het Herstellingsoord tusschen de dennen had gelegen met een gepensionneerde heer, die een gepromoveerde expert was geweest op 't gebied van plantaardige luizen, en die Boonhoven of Boonbergen of zooiets had geheeten, met twee getrouwde dochters in het kweekcentrum Bosmeer, wat Gravin Knal tot vervelens toe had moeten aanhooren omdat hij altijd met z'n ligstoel naast haar kroop en haar uit de slaap hield met vieze verhalen over het redden van aangetaste plantages in Indië, waar ie z'n triomfen had gevierd tusschen het ongedierte.
De technische zijde van die heer was toen tamelijk vervelend geweest, maar nù snakte Gravin Knal naar 'm terwille van de langzaam wegterende struiken, en ze stuurde dus meteen een brief p.a. het Herstellingsoord, dat er niet meer was, waarna ze zich Bosmeer herinnerde waar ie misschien bekend zou zijn, waarom ze zich per expresse wendde tot de burgemeestersvrouw, die ze kende als regentes van een Tehuis voor Onvolwaardige Kweekers, waar ze indertijd een doove jongen had geplaatst, die fraude pleegde met potten vergeetmijnietjes langs de huizen.
Ze vroeg die regentes dus om 't adres van een | |
| |
zekere heer Boonhoven of Boonbergen of zooiets, die ze indertijd had ontmoet, en die twee dochters moest hebben in haar gemeente; en de regentes, die een contributie voorzag, begon onmiddellijk haar nasporingen, wat niet meeviel door afwijkingen in de naam. En wàt 't mensch allemaal deed om 'm te vinden is later alleen nog maar ten dèèle uitgelekt; het resultaat was in elk geval dat drie dagen later op de stoep van Gravin Knal een kale heer stond te bellen met een Indische teint en z'n pyama in een koffertje van een krokodil omdat 't anders zonde was van de reis.
In de tuinkamer, waar hij binnen stapte, viel de zon door de geelgestreepte markies, waaronderdoor je een droeve glimp kreeg van het opgevreten groen.
De man droeg een energiek heen en weer draaiend hoofd met een soort sik bovenop een ontzettend hooge boord. Hij was in een geperst jaquet met kamfergeur, en had z'n bolhoed (een grijze) op de een of andere manier mee naar binnen genomen, maar om te laten zien, dat ie wist dat 't niet hoorde, legde hij die onmiddellijk op het buffet naast een schaal met fruit.
Ik was er die morgen met Betty, en Gravin Knal zei: ‘Mag ik U mijn lieve vriendinnetjes
voorstellen?’ en ze vroeg hoe 't met 't Herstellingsoord ging, en meneer Boonhoven of Boonbergen of zooiets zei dat ie dat niet wist, omdat 't verbrand was na een proef op z'n slaapkamer met aardappelzwammen en een spiritusvlam in een waschbak, en hij zei verder dat er overal ook eigenlijk brandvrije vloeren | |
| |
behoorden te zijn, zooals indertijd in z'n laboratorium op Java, en hij sloeg door over publicaties en ridderordes en schimmels, waar ie ons heelemaal niet mee imponeerde omdat 't er zoo dik bovenòp lag, totdat Gravin Knal, vrijmoedig als oude vrienden, aanspraak maakte op zijn hulp om haar èigen luizen te verdrijven, omdat ze - in weerwil van z'n pensioen - nog steeds z'n liefde kende voor het schoone.
Meneer Boonhoven of Boonbergen slikte glimmend z'n koffie door, en sprong geëlectriseerd omhoog om te gaan kijken. En toen Betty en ik weg reden zagen we hem in de verte door de heg al over een bed hangen.
Enfin, hij was toen dadelijk begonnen met allerlei stoffen te ontbieden uit apotheken en drogisten met en zonder doodshoofd. En Gravin Knal had de logeerkamer laten luchten, en hij bleef dagenlang doorwerken in een geleend keukenschort met 't bolhoedje uit angst voor de zon.
Dat was overdag, maar 's avonds werd ie een bezoeking omdat ie allerlei waardelooze periodes uit z'n leven besprak onder de thee, die ie rekte tot in het oneindige inplaats van vroeg naar bed te gaan, wat bovendien veel gezonder zou zijn geweest voor een man van 65.
Gravin Knal had zoo drie avonden zonder weerstand te bieden onder de roze schemerlamp naar 'm zitten luisteren. De morgen daarna waren de luizen dood. Ze moesten nog wel afgesproeid worden met het mengsel, maar dat was meer bij wijze van formaliteit.
| |
| |
Gravin Knal kocht toen een barnsteenen pijpje voor 'm uit dankbaarheid, en zinspeelde op z'n vertrek, waar ie niet op in ging, zoodat ie na een week nòg op de logeerkamer zat.
Tegelijkertijd meende Gravin Knal te merken dat ie 's avonds, onder de schemerlamp, soms zeer intieme dingen aanraakte, maar ze had een haakwerk ter hand genomen waar ze zich in verdiepte om de uren te dooden en liet alles over zich heen gaan omdat 't tòch tijdelijk was.
Intusschen ging ie 's middags wandelen met een malaga stokje of op een gehuurd paard en bracht voor Gravin Knal dure bloemen mee naar huis, en ouwe kant, en eens zelfs een bekroonde herder, wat de oude dame allemaal zòò zenuwachtig maakte dat ze na acht dagen, ten einde raad aanbood hem door de chauffeur heelemaal naar Bosmeer te laten brengen, waar ze veronderstelde dat ie heen moest.
‘Laat mij u die kleine vriendendienst bewijzen’, zei ze. ‘Fraülein zal uw lunch in een mandje pakken. Als u over een half uur vertrekt is u nog vòòr donker in Bosmeer. U zult blij zijn weer naar uw dochters te gaan, en naar huis....’
Toen gebeurde er iets vreemds.
‘Naar huis!’ riep t mannetje verbaasd. ‘Nù al? Maar we hebben feitelijk nog niets besproken!’, en Gravin Knal meende met oneindige verachting te begrijpen dat ie betààld wilde worden voor die ongelukkige anderhalve luis, en informeerde koud naar zijn tarief per uur.
Hij schudde echter lachend z'n hoofd en zei dat | |
| |
ze 't niet zoo precìès hoefde uit te rekenen, maar dat ze natuurlijk wèl een geldelijke basis noodig zouden hebben, en dat 't hem het beste leek het huis te laten zooals het was, maat dat ie de logeerkamer wilde laten betegelen als laboratorium waar ie z'n onderzoekingen kon voortzetten, ‘na ons huwelijk...’
‘Na ons huwelijk!’ Gravin Knal stond als een zuil opgericht achter de ontbijttafel, en de man zei: ‘ja’, dat ie er geen bezwaar tegen had, dat ze vrijwel harmonieerden, maar dat er wel een brandvrije vloer moest komen in de logeerkamer, en tegels....
Wat er daarnà losbrak is niet precies na te vertellen. Gravin Knal heeft altijd al bezwaren tegen de erotiek gehad, maar op hààr leeftijd deed dìt mannetje de deur dicht.
Ze vroeg hem dus te verdwijnen, maar hij beriep zich op een bedekte huwelijksadvertentie in de Bosmeersche Courant, waarin iemand van zijn beschrijving werd opgeroepen door iemand van hààr beschrijving (die nog tamelijk geflatteerd was geweest òòk). Er waren geen namen genoemd, maar alleen het adres van het Herstellingsoord, en dat van de regentes voor verdere inlichtingen, waar hij toen weer Gravin Knàl's adres had gekregen, waarna ie speciaal de reis ondernomen had in gespannen toestand.
Gravin Knal heeft toen met ijzeren stem de regentes beschuldigd, en haar intercommunaal opgeroepen, en haar snijdend scherp verantwoording gevraagd door de hoorn, wat 't schepsel niet eens bleek te begrijpen, omdat ze brutaal zei dat ze dacht dat dat ook de bedòèling was geweest, waarna Gravin Knal | |
| |
haar ophing, waarna meneer Boonbergen of Boonhoven met de staart tusschen z'n beenen verdween.
En Gravin Knal, die natuurlijk sexueel te hoog staat voor zulk soort dingen, had aanvankelijk gezwegen, maar omdat de vrouw van de Waalsche predikant een nicht was geweest van de regentes uit Bosmeer, was alles toch langzamerhand bekend geworden, en wel op een verdraaide manier met meneer Boonbergen of Boonhoven als held.
‘Er heeft nooit iets tusschen ons bestaan’, zei Gravin Knal toen. ‘Ik en een màn! Bah!’
Maar de vrouw van de Waalsche predikant werkte onder de gemeente waar ze zeien: ‘Gravin Knal is een gevààrlijke vrouw. Ze heeft net zoolang geïntrigeerd en brieven geschreven tot die arme meneer Boonbergen of Boonhoven....’
‘Ze heeft hem acht dagen vastgehouden in haar logeerkamer! Een mensch mag natuurlijk nooit iets veronderstellen, maar tòch....’
De heer Boonbergen of Boonhoven is toen iets gaan doen op een Universiteit, in de tuin van een laboratorium, waar ie kon zwelgen in de schimmel, wat gelukkig in een andere plaats was, omdat iedereen hier Gravin Knal anders nog langer met dubbele oogen zou hebben aangekeken.
‘Amant’ is een groot woord, maar tòch zijn er personen die laag genoeg staan om het in dit verband te durven gebruiken.
Dit alles gebeurde in Juli, en verleden September op Mama's jour, waar ik 't in 't begin over had, kwam de vrouw van de Waalsche predikant zooals gezegd | |
| |
aandragen met de terugkeerende juffrouw Dina, die ze gezien had in het zendingslokaal.
Het mensch bleef echter onzichtbaar, en Gravin Knal ontving geen brieven, en ook de broer zweeg als het graf, wat bijna te mooi was om waar te zijn,
Later bleek echter, dat ze door vriendelijke bemiddeling van de vrouw van de Waalsche predikant, via het gesticht in Bosmeer tenslotte weer in haar oorspronkelijke blauwe cheviot als huishoudster terecht was gekomen bij de heer Boonbergen of Boonhoven, waar we niets van wisten, tot gisteren, op Gravin Knal's verjaardag,
Toen kwam er een valsche felicitatiebrief van juffrouw Dina, die zei dat ze hoopte dat dit jaar beter voor Gravin Knal zou eìndigen dan het begòn, dat ze voelde dat Gravin Knal troost zou vinden in haar werk, dat ieder op z'n beurt z'n slagen krijgt hier beneden, dat het haar speet voor Gravin Knal maar dat je liefde niet kunt dwingen, dat ze dus maar hoopte dat Gravin Knal niets wanhopigs zou gaan doen, en dat a.s. Woensdag de kerkelijke inzegening was van haar huwelijk met den heer Boonbergen of Boonhoven....
|
|