Een eindje om
(1951)–HenriĆ«tte van Eyk– Auteursrecht onbekend
[pagina 71]
| |
[pagina 73]
| |
Hoekkastje aangeboden... Kent u 's-Graveland?’ ‘Nu ja, kénnen... Mijn wasman woont in 's-Graveland.’ Dat is zo eigenaardig, uw wasman en mijn wasman en alle ándere wasmannen wonen altijd, allemaal, in 's-Graveland. En wat nóg eigenaardiger is: de wasmannen van onze moeders, grootmoeders en overgrootmoeders woonden er óók, altijd, alle- | |
[pagina 74]
| |
maal... Is het dan te verwonderen, dat de naam van dat streekdorp soms visioenen oproept van drooglijntjes, tobbes zeepsop en strijkbouten! En er zijn inderdaad drooglijntjes, tobbes zeepsop en strijkbouten in 's-Graveland, er zijn grote stoomwasserijen gegroeid uit de ‘blekerijen,’ die in de zeventiende eeuw aan de trekvaart lagen. Maar eigenlijk, als je zo argeloos langs de hoofdweg wandelt, merk je niet veel van al dat gewas en gebleek daar aan de waterkant. Je loopt door een statige laan en ziet honderden- jaren-oude landhuizen in soms wat verwilderde parken. Waren dit de ‘zomeroptrekjes’ van de rijke goudeneeuwse Amsterdammers? ‘Forensde’ Gerard Schaep, burgemeester van Amsterdam, die het buiten Schaepenburgh stichtte, ván en náár zijn werk? Reisde hij met zijn eigen koets en paarden? Zei de vrouw van de eigenaar van Sperwerhof tegen haar oude knecht: ‘Neem morgen vroeg de schuit naar Amsterdam. Je moet geconfijte okkernoten halen op de Vijgendam. Je moet de Chinese zij uit de gebeeldhouwde kist meenemen. En je moet | |
[pagina 75]
| |
deze brief afgeven bij mijn zuster op de Herengracht?’ Ging het freuletje van Boekesteyn paardrijden met de jonker van Swaenenburgh? Ravotten de kinderen van Land en Bosch onder de appelbloesems in de boomgaard, leerden ze hun Franse werkwoorden in de theekoepel, lieten ze papieren scheepjes varen op het groene kroos van de sloot om het weiland, speelden ze rovertje tussen de metershoge rhododendronstruiken in het perk naast het koetshuis? Aan zulk soort dingen dacht ik toen ik door 's-Graveland wandelde, op zoek naar het landgoed met de stal, waarin een uit Indonesië gerepatrieerde dame moest wonen, een dame die geschreven had op mijn advertentie ‘Hoekkastje aangeboden.’ De gerepatrieerde dame had me o.a. geschreven, dat ze met zes kinderen leefde in een ‘gemoderniseerde stal’ met alles opklapbaar om ruimte te winnen. Het enige onhoudbare, het enige onopklapbare was een ladenkastje, dat de deur blokkeerde, welk ladenkastje ze ‘desgewenst genegen was te ruilen’ voor mijn hoekkastje. | |
[pagina 76]
| |
Daar ik me eigenlijk geen raad wist met het hoekkastje, dat nergens in mijn huis, dat geen rechte hoeken heeft, kon staan, en misschien ook een beetje uit nieuwsgierigheid naar de opklapbare stal, was ik die dag naar 's-Graveland getrokken. Toen ik daar goed en wel was aangekomen, bleek me, dat ik het adres van de stal thuis had gelaten. Ik trachtte me de naam van het landgoed te herinneren. Was het iets geweest met burg of berg of rust of lust...? Maar wat deed het er ook eigenlijk toe! Ik besloot bij alle stallen van alle landhuizen te gaan informeren naar een gerepatrieerde dame met een ladenkast die de deur blokkeerde... Maar... voor de ingang van het statige Gooilust bleef ik weifelend staan. Ik herinnerde me, vaag, verhalen over iemand, die hier vroeger woonde, iemand die allerlei vreemde dieren los liet rondlopen... Er leefde destijds van alles in het struikgewas en op de weilanden... Best mogelijk, dat hier of daar nog iets rondsloop..., best mogelijk, dat ik inplaats van de dame een bison zou ontmoeten of een lama of een wild zwijn... Wie | |
[pagina 77]
| |
denkt er nog aan hoekkastjes en ladenkastjes als een neushoorn kan komen aanstormen door de eikenlaan, als een giraffe zijn kop door de boomtakken kan steken, als een geheimzinnige vogel kan strijken over het water van de vijver! Ook bij Trompenburg, het wonderlijke schipachtige huis van admiraal Cornelis Tromp, zocht ik maar niet naar de opklapbare stal. En Hilvarenbeek, een eindje verder aan een zijlaan gelegen, zag er zo vreselijk statig uit. Ongenaakbaar stond het brede bakstenen huis achter het open gazon. Er groeiden hier en daar kleine bloemen tussen het gras. De bomen in de verte waren donkergroen en lichtgroen en roodbruin. En het was er zo stil. Onzinnig om hier binnen te stappen en te zeggen: ‘Ik heb een hoekkastje aangeboden... Woont er hier ook een dame in de stal?’ Weer op de hoofdweg passeerde ik een oude pastorie en een kerkje met een grappig houten torentje. Maar geen stal... Het buiten Westerveld is minder indrukwekkend en afwijzend dan Hilvarenbeek. Bovendien | |
[pagina 78]
| |
is het 't raadhuis. Naar een raadhuis mag je toch zeker toe gaan als je dat wilt! Met opgeheven hoofd wandelde ik het hek binnen. Aan het eind van de laan met oude bomen opzij van het huis met zijn serre's en uitbouwen, zag ik een klein huisje. Daar moest de stal zijn, daar was de dame! Maar er wás geen dame, er was een man met een hark. ‘Wat moet dat hier?’ zei de man. Hij zei ook: ‘Als je beukenootjes zoekt moet je op de openbare weg gaan. Niet hier.’ Waarom zou ik die man hebben gezegd dat ik géén beukenootjes zocht, maar een stal? Waarom zou ik de jongen in het wildleren buis, die me in de oprijlaan van Spanderswoud vroeg of ik ‘toestemming’ had, hebben gezegd dat ik géén toestemming had, maar een hoekkastje...? Waarom zou ik me eigenlijk nog verder wagen langs de Verboden Toegang-bordjes van Boekesteyn en Schaepenburgh? Het hoekkastje en het ladenkastje en de opklapbare dame konden me ineens niets meer schelen. Ik leunde tegen het smeedijzeren hek, ik zag de weiden en de boomgroepen en ik dacht: | |
[pagina 79]
| |
het is hier eigenlijk verdraaid mooi... ‘U mag er wel in,’ zei een scharensliepmannetje. ‘Als u maar toestemming vraagt.’ ‘Waar?’ vroeg ik. ‘Dat wéét ik niet,’ zei hij.
Ik zeul nog steeds rond met mijn hoekkastje. | |
[pagina 80]
| |
De gerepatrieerde dame met het ladenkastje, of beter de brief met haar adres, is verdwenen. Maar daarom niet getreurd. Ik weet nu, door haar, dat er daarginds een mooi stuk verleden bewaard is gebleven en ik zou willen zeggen: ‘Laat niet alleen de wás naar 's-Graveland gaan. Reis er zelf ook eens heen. Maar vergeet dan niet ‘toestemming’ te vragen. Waar? Dat weet ik niet. |
|