Verantwoording van de Samenstelling
De samenstelling van dit deel berust op de chronologie, volgens de beginselen die in de Verantwoording van deel 4, bladz. 645-646 zijn uiteengezet.
Aan de kroniek ‘Dichters en Gedichten’ in ‘Groot-Nederland’ was in 1927 een einde gekomen. Uit dat jaar beschikken we over een niet definitief geredigeerd slothoofdstuk van een studie over A. Roland Holst, dat postuum al in het tijdschrift ‘Maatstaf’ augustus 1959 is verschenen. Dit fragment, dat in het vorige deel geen plaats meer kon vinden, gaat hier voorop. Over A. Roland Holst bestaat nog een afgeronde, maar evenmin definitieve studie van 211 getypte bladzijden, gedateerd herfst 1927. In de eerste bladzijden zijn later stukken aangestreept, doorgehaald of losgeknipt met het oog op een college te Leiden. De omvang van die studie, bij zo kennelijke voorlopigheid, heeft de redactie genoopt van publikatie af te zien.
Januari 1930 verscheen het eerste nummer van ‘Leiding, algemeen tweemaandelijksch tijdschrift onder redactie van P.N. van Eyck, C. Gerretson, P. Geyl’. Na de tweede jaargang moest de uitgave, naar een door de drie redacteuren ondertekend ‘Bericht aan de lezers’ meedeelde, ten gevolge van de economische crisis ‘voor een jaar’ worden ‘geschorst’. Het daar te kennen gegeven ‘stellige voornemen, na dat jaar ons werk met toewijding te hervatten en dan ook die paar belangrijke gebieden te behartigen, die wij in de twaalf tot hier toe beschikbare afleveringen nog niet of slechts onvoldoende verzorgen konden’, hebben de redacteuren niet meer ten uitvoer kunnen brengen.
Behalve de ‘Inleiding’, die voor het grootste deel van zijn hand is, publiceerde Van Eyck in dat tijdschrift een onvoltooid gebleven studie over ‘Een halve Eeuw Noordnederlandse Poëzie’, een ‘Literaire Kroniek’ die in de tweede jaargang de naam ‘Verschijningen en Verschijnselen’ kreeg, voorts boekbesprekingen en enkele ‘Aantekeningen’. Met weglating van drie besprekingen (Is. P. de Vooys: ‘Het wordend sociaal karakter der onder-