| |
| |
| |
Verantwoording van de Tekst
Voor de algemeenheden over de verzorging en de verantwoording van de tekst wordt verwezen naar deel 3, blz. 705-706.
| |
Over A. Roland Holst
Vrij schoon machineschrift, op weinig plaatsen met de pen bijgewerkt. De studie waarvan dit het derde en laatste hoofdstuk is, telde in haar geheel 124 bladzijden. Onze tekst begint op blz. 80, waarop ook nog het doorgehaalde einde van hoofdstuk II voorkomt. De bladzijden 1-79 zijn niet beschikbaar. Boven het fragment staat in potlood: ‘Eerste ontwerp van het slothoofdstuk, nl. zomer 1927 - tot omwerking en herschrijving niet meer toegekomen’. Een opschrift ontbreekt. Hier werd het opschrift van de postume publikatie in ‘Maatstaf’ augustus 1959 overgenomen.
Blz. 9 reg. 3 v.b. ‘haar volle waarde behoudt’: ms ‘hun volle waarde behouden’. |
Blz. 9 reg. 14 v.b. ‘poëzie het zuiverst’: ms ‘proza het zuiverst’. |
Blz. 9 reg. 10 v.o. ‘nood van de, door een’: ms ‘nood van een’ |
Blz. 11 reg. 7 v.o. ‘in verrassend hoge’: ms ‘verrassend hooge’. |
Blz. 13 reg. 16 v.o. ‘uit voort’: ms ‘voort’. |
Blz. 21 reg. 16 v.o. ‘Slechts om dit’: ms ‘Slechts dit’. |
Blz. 22 reg. 15 v.o. ‘Zij verdienen’: ms ‘Zij verdienen in R.H.'s’ |
Blz. 24 reg. 9 v.b. ‘of het, als in’: ms ‘of er, als in’. |
Blz. 29 reg. 10 v.o. ‘dat zij nu als vervullingsmogelijkheid’: ms ‘dat zij vervullingsmogelijkheid’, met ‘nu’ ingevuld boven ‘zij’. |
Blz. 29 reg. 7 v.o. ‘het een deel’: ms ‘het dus een deel’. |
Blz. 37 reg. 3 v.o. ‘niet goedgezind zijn’: ms ‘goedgezind zijn’. |
Blz. 47 reg. 14 v.b. ‘dat deze onder’: ms ‘dat deze zich onder’. |
Blz. 50 reg. 7 v.b. ‘dat de dichter zich’: ms ‘dat de dichter’. |
Blz. 54 reg. 16 v.b. ‘Roland Holsts poëzie’: ms ‘R.H.'s verzen’. |
Blz. 56 reg. 18 v.o. ‘nu niet meer’: ms ‘die, er nu niet meer’. |
Blz. 59 reg. 6 v.b. ‘in De wilde Kim verschenen’: ms ‘in De Wilde Kim geschreven’. |
| |
| |
| |
Inleiding tot het tijdschrift Leiding
In een brief van 11 mei 1942 schreef Van Eyck: ‘De inleiding van dat tijdschrift is voor verreweg het grootste deel van mij. De passage over Indië is, door mij gemodificeerd, van Gerretson’. Een aanwijzing in de voor het Verzameld Werk klaargelegde teksten zegt: ‘Inleiding (tot het tijdschrift Leiding) (zoo mogelijk zonder het Gr. en Gl. ontleende)’. Daar de tekst zoals hij verscheen een doorlopend geheel is, wordt hij hier volledig afgedrukt, met behoud van de ondertekening der drie redacteuren.
| |
De Episode van de Vernieuwing onzer Poëzie
Blz. 164 reg. 7 v.b. ‘de Inleiding van mijn voorafgaande bijdrage’: nl. de Inleiding van ‘Een halve Eeuw...’, verschenen in hetzelfde nummer. |
| |
De Redactie van de Gemeenschap
Blz. 212 reg. 10 v.b. ‘in het eerste nummer van dit tijdschrift, Gerretson’: cfr. Prof. Dr. C. Gerretson, ‘Het Rijk en zijne aangelegenheden’ in ‘Leiding’ 1930, 1, blz. 62 vlg. |
| |
J. Slauerhoff
Blz. 285 reg. 6 v.b. ‘maar naar’: legger ‘maar in een drang naar’. |
Blz. 299 reg. 8 v.o. ‘de zeerover het eenmaal’: legger ‘de zeeroover eenmaal’. |
Blz. 314 reg. 6 v.o. ‘hun einde bereikt hebben’: legger ‘zijn einde bereikt heeft’. |
| |
Aart van der Leeuws Ontwikkelingsgang
Blz. 350: In ‘Leiding’ volgden achter hoofdstuk 3 van deze kroniek de gedichten ‘Aan Zee’, ‘Aan de Vreugde’, ‘Heer, wáarheen drijft gij mij?’, ‘Broeder Juniperus’, ‘Heimwee’, ‘De Wereld’ en ‘De Verwachte’, waarnaar romeinse cijfers in de tekst verwezen. |
Blz. 363 reg. 14 v.o. ‘waarvan ons In Memoriam gewaagde’: zie dit deel blz. 472. |
| |
Sine Nomine
Blz. 390 reg. 11 v.b. ‘Wat sofisten...’: In ‘Geloof en Inspiratie’ (‘De Gemeenschap’ 1930, blz. 365-367) had Anton van Duinkerken Van Eycks uitspraak: ‘Al kunnen deze kunstenaars
|
| |
| |
misschien nog niet inz ien...’ uit de kroniek over de redactie van ‘De Gemeenschap’ (zie dit deel blz. 220) een ‘sofisme’ genoemd, omdat zij ‘uitgaat van de veronderstelling, dat de kunst eerst dan middel tot zelfheiliging is, wanneer zij rechtstreeks geïnspireerd wordt door het geloof’. |
Blz. 402: Op deze kroniek volgde het gedicht ‘Maria te Canne’. |
| |
J.W.F. Werumeus Buning
Blz. 414 reg. 2 v.b. ‘een retoriek die...’: in geen enkele legger werd een verbeterde lezing van deze zin aangetroffen. |
| |
D.A.M. Binnendijk: Het andere Land
Blz. 432 reg. 10 v.o. ‘gelijk ik in mijn kroniek al schreef’: nl. de kroniek over de red actie van ‘De Gemeenschap’, verschenen in hetzelfde nummer. |
| |
M. Nijhoff: De Vliegende Hollander
Blz. 449: Zie de verant woording bij de Gidskroniek over Nijhoff, deel 4, blz. 650. |
| |
Over Versritme
Machineschrift, meest met de pen, op enkele plaatsen ook met potlood bijgewerkt. Begin van omwerking van de ontwerpkroniek over Verwey's ‘Ritme en Metrum’ (zie hieronder). Bij de tekst ligt een getypt ‘Plan’ voor de hele studie:
‘I Scripture's Denkbeelden over Rhythme en Metrum. |
II Verwey's Onderschrijving van Scripture's voornaamste Gevolgtrekkingen. |
III Verwey's Gedachtegang. |
IV Kritiek op de in “Ritme en Metrum” gevolgde Methode. |
V Kritiek op de Inhoud van “Ritme en Metrum”. |
VI Beginselen en Uitwerking van een Afwijkende Beschouwing.’ |
De nummers I en II zijn dus geheel geschreven; van III is er alleen de aanloop. Voor III t/m VI geeft een getypt vel het volgende ontwerp, waarin telkens verwezen wordt naar de bladzijden (hier vernummerd volgens de druk) van het ms ‘Ritme en Metrum’:
‘III Gedachtegang van Verwey, nu op blz. 511-513, zoo kort en zoo duidelijk mogelijk, maar anders, voorzoover dat door de nieuwe opzet noodig is. |
| |
| |
IV. Kritiek op de in “Ritme en Metrum” gevolgde Methode.
A. | De methode, zooals die in het “Woord Vooraf” wordt medegedeeld. Nu blz. 500-502. |
B. | Wijzen op verschil tusschen wat Verwey in R. en M. als zijn hoofdgedachten geeft, met wat daarvan de onderstelling is, en wat hij in zijn onderschrijvingen van Scripture's gevolgtrekkingen gezegd heeft. Een wegpraten van Scripture's gevolgtrekkingen met veronachtzaming van eigen aanvankelijke aanvaarding, zonder dat wegpraten, dat prijsgeven uitdrukkelijk te constateeren: een gevaarlijke methode voor het uiteenzetten van een zoo moeilijk onderwerp. Nu: blz. 503-507. |
C. | Het verwarrende van deze methode blijkt nu nog duidelijker, wanneer wij zien dat Verwey's heele boekje op dezelfde wijze een volhouden, maar desondainks langzaam wegpraten van zijn aanvankelijk antwoord aan de studenten is. Veel onduidelijkheid daardoor onvermijdelijk. Kritiek op dat eerste antwoord. Kritiek op de slotconclusie aangaande dat antwoord, “dat het waar is, maar ook hoe het waar is.” Blijkens “Over het Zeggen van Verzen”, en ook blijkens R. en M. zelf, toch begonnen nadat zijn in houd vaststond, ware een veel duidelijker uitgangspunt mogelijk geweest. Maar: Verwey had Scripture noodig om tot zijn onderbewustheid te komen. Nu: 502-506, 513-516. |
D. | Niet de eenige onduidelijkheid. Innerlijke tegenstrijdigheden door veelvuldig gebruik van juist in dit betoog zoo verwarrende termen die bewustheid onderstellen, gepaard aan Verwey's inconsequentie in het gebruik van zijn voornaamste woorden als rhythme, en zooals wij nog zien zullen, onderbewustzijn. Nu: 498-499, 516-517, 521-524. Daartoe behoort ook het gebruik van het woord geest, waaraan hij het scheppen van metrum toekent, maar daartoe als zoodanig onbewust moet maken. Nu: 518-521. |
E. | Ten slotte drie voorbeelden van hoe zijn theorie Verwey tot verkeerd lezen of interpreteeren gedrongen heeft, bewijzend hoe “inzichtige bespreking van voorbeelden” bij zooveel onklaarheid van begrippen onmogelijk was. Deze voorbeelden tevens door de behandelingswijze inleiding tot de kritiek op de inhoud. Nu: 524-539. |
|
V. Kritiek op de Inhoud van Ritme en Metrum.
A. | Eerst het uitgangspunt der heele beschouwing over het
|
|
| |
| |
| onderbewustzijn uitvoerig kritiseeren, en daarbij het ongedefinieerd blijven van dat begrip vaststellen. Nu: 506-511. |
B. | Verder regelmatige ontwikkeling van de heele kritiek op blz. 539 en volgende. |
|
VI. Beginselen en Uitwerking van een Afwijkende Beschouwing.
Aan het einde van het heele boekje, misschien vóór de laatste passage over de principieele bewustheid, terugkomen op Scripture, en nog eens laten zien, wat hij gezien en wat niet gezien heeft. Aantoonen dat mijn beschouwing de grondslag is van de werkelijkheidsmetriek waarover hij sprak, zonder zijn eigen werk voldoende te doorzien.’ |
Blz. 475 reg. 12 v.o. ‘Das Wesen des Verses’: in ‘Die neueren Sprachen, Zeitschrift für den Unterricht im Englischen, Französischen, Italienischen und Spanischen’, Marburg 1925, 6. Beiheft. |
Blz. 476 reg. 10 v.o. ‘Experimentalphonetische Untersuchungen...’: in ‘Archives néerlandaises de phonétique expérimentale’, tome IV, Den Haag 1929. |
Blz. 481 reg. 8-19 v.b. ‘is,... dan zien wij,... dat zijn... onderzoek een... interessante... bijdrage... is’. Aldus het ms, door de zinsbouw niet zonder diep ingrijpen te emenderen. |
Blz. 482 reg. 16 v.b. ‘in der Schaukal-Zeile’: de verder door Van Eyck aangehaalde beginregel van het gedicht ‘An mein Kind’ van Richard von Schaukal: ‘Bleib mir treu...’ |
Blz. 484 reg. 6 v.b. ‘Analyses of Verses...’: in ‘Archives néerlandaises...’ tome V, Den Haag 1930. - De strofe van Scott luidt: ‘Come away, / Come away, / Hark to the summons! / Come in your / War array, / Gentles and Commons.’ |
Blz. 485 reg. 6 v.b. ‘beantwoorden doet.’: hierna in ms een verwijzing naar een slordige toevoeging in potlood: ‘Immers, zelfs als wij hier (...) niet naar voeten vragen, zien wij dat er overeenstemming van vers- en regel-rhythme is, nl. in de 1, 2, 4e, 5e. En zoo ook (...) de 3e en 6e’. |
Blz. 487 reg. 18 v.b. ‘zou hij dan’: ms ‘zou hij daarvan dan’. |
| |
Ritme en Metrum
Machineschrift, meest met de pen, op enkele plaatsen ook met potlood bijgewerkt. De volledige titel luidt: ‘Verschijningen en Verschijnselen XI: Rhythme en Metrum (Albert Verwey: Ritme en Metrum, 1931, Uitgeverij C.A. Mees, Santpoort)’. Links
| |
| |
boven op het eerste blad staat in potlood: ‘Nog éénmaal te bewerken en herschrijven’, onderaan op het laatste in inkt: ‘Voorlaatste lezing, geëindigd 6 Juli 1932’.
Hoofdstuk I, dat iets meer dan de eerste 5 bladzijden beslaat, is op enige regels na geheel met potlood doorgehaald, want verwerkt in ‘Over Versritme’. Het wordt hier niet afgedrukt. Op dezelfde wijze geschrapt zijn ook de eerste twee alinea's en voorts nog een paar passages van hoofdstuk II, dat de hele verdere tekst in beslag neemt. Voor het begrip van de rest worden die geschrapte gedeelten mede afgedrukt, onder voorbehoud uiteraard en daarom tussen vierkante haken. Op de achterkant van de getypte vellen staan af en toe haastige potloodkrabbels. Daarvan is hier een enkele keer gebruik gemaakt.
Blz. 498 reg. 3 v.b. ‘een... veelzeggende zin’: nl. dat Gezelle ‘vernieuwing en verbizondering’ zocht ‘door het schematisch karakter van het oude vers nadrukkelijker te doen uitkomen’, aangehaald in het geschrapte eerste hoofdstuk. |
Blz. 518 reg. 15 v.o. ‘gemaakt had’: ms ‘gemaakt te hebben’. |
Blz. 518 reg. 12 v.o. ‘verwarrend.’ Hierna een toevoeging in potlood: ‘Dit wegwerpen zou de dichter trouwens niet baten. Het rhythme is immers reeds in zijn onderbewustheid (= onbewustheid) met metra in gemeenschap’. |
Blz. 519 reg. 18-19 v.b. ‘het tweede’: ms ‘het eerste’. |
Blz. 524 reg. 13 v.o. ‘gedicht moest worden’: hierna een toevoeging in potlood: ‘Milton (...) leert anders’. |
Blz. 526 reg. 12-11 v.o. ‘in het theoretische,... in het werkelijke’: ‘in’ niet in ms. |
Blz. 527 reg. 4 v.b. ‘de indruk heeft gewekt’: ms ‘daardoor heeft Verwey de indruk gewekt’. |
Blz. 536 reg. 3 v.o. ‘van latere strofen’: hierna in potlood ‘wier bestaan’, zonder wijziging van het vervolg. |
Blz. 537 reg. 11 v.b. ‘is dit slechts’: het vermoedelijke ‘dit’ is geperforeerd. |
Blz. 539 regel wit: hier later ingevoegd: ‘Hier: V Kritiek op de Hoofdgedachte van Ritme en Metrum?’ |
Blz. 541 reg. 10 v.o. ‘hier, om in de sfeer’: ms ‘hier in de sfeer’. |
Blz. 542 reg. 16 v.b. ‘bepaling gegeven had’: hierna een toevoeging in potlood: ‘Uitwerken, dat Scripture onbewust zegt, maar dat, wanneer hij het in Freudiaansche zin doet, volkomen onbruikbaar is. Zie Freud’. |
| |
| |
Blz. 544 reg. 18 v.o. ‘sluiten wij het feit uit’: ‘uit’ niet in ms. |
Blz. 547 reg. 3 v.b. ‘als een “natuurlijk”’: ‘als’ niet in ms. |
Blz. 552 reg. 18 v.b. ‘wij moeten ze zo waakzaam’: ‘ze’ niet in ms. |
Blz. 553 reg. 15 v.b. ‘welke zijn dichter dus’: ‘welke’ niet in ms. |
Blz. 554 reg. 10 v.o. ‘uit het langer’: ‘uit’ niet in ms. |
Blz. 557 reg. 6 v.b. ‘te doen inzien dat’: niet in ms. |
Blz. 558 reg. 1 v.b. ‘die de mogelijkheid’: oude lezing; in de nieuwe is ‘die’ vervangen door ‘waaruit ik’, zonder aanpassing van het vervolg. |
Blz. 559 reg. 7-5 v.o.: de zin tussen vierkante haken is geschrapt; een teken verwijst naar een potloodaantekening: ‘Wat hiernaast staat omwerken en daardoor zuiver maken. Wat het voetmetrum betreft, kan de rhythmische weerkeer inderdaad grootendeels onbewust ontstaan, krachtens het beginsel van eenvoudige versrhythmen. Maar een vers is nog geen gedicht. Want regel-rhythmen, te meer nog stroferhythmen, mits eenvoudig, kunnen gemakkelijk uit onbewust-werkzaam geheugen ontstaan. De’. |
Blz. 561 regel wit: hier een later toegevoegde tussentitel ‘VI Beginselen en Uitwerking van een Afwijkende Beschouwing’. |
Blz. 567 reg. 17 vlg. v.b.: in ms luidt de tekst ‘Eveneens dat dit maatgevoel naar zijn inzicht als “ingeboren”... wel weerspiegeld, maar... slechts in het onderbewuste werkzaam maatgevoel een kenmerkend...’ |
Blz. 576 reg. 12 v.b. ‘middeleeuwse vers’: ms ‘Middeleeuwsche vers der Middeleeuwen’. |
Blz. 577 reg. 15 v.b. ‘Bij de Grieken zien wij drie...’: in ms was de volzin aanvankelijk zo begonnen, dat hij doorliep met ‘...zien wij bij de Grieken’, maar dat begin is tot en met ‘zien wij bij’ geschrapt. |
Blz. 579 reg 7 v.b. ‘dan tevens’: door de perforatie van het blad is alleen ‘d...evens’ zichtbaar. |
Blz. 579 reg. 15 v.b. ‘van de spreektaal berustte’: ms ‘van de spreektaal was’. |
Blz. 583 reg. 9 v.o. ‘gevonden hebben’: ms ‘gevonden’. |
Blz. 595 reg. 9 v.b. ‘Mei b.v. betreft’: ‘betreft’ niet in ms. |
Blz. 597 reg. 11 v.b. ‘korte versregels gaf’: ‘gaf’ niet in ms. |
Blz. 602 reg. 15 v.b. ‘en te kweken’: ‘te’ niet in ms. |
Blz. 603 reg. 2 v.b. ‘van het dichtproces te zien’: ms ‘van het dichtproces ligt’, overblijfsel van oudere lezing. |
| |
| |
Blz. 604 reg. 17 v.b. ‘maar ook de veel talrijker dichters’: aldus het ms. |
Blz. 617 reg. 13 v.b. ‘Wij staan hier’: oorspronkelijke lezing. Naderhand is een woordje voorgevoegd, dat geperforeerd is. |
Blz. 623 reg. 2 v.o. ‘dichttaal is’: ‘is’ niet in ms. |
| |
Huizinga en de Bepaling van Geschiedenis
Niet geheel persklaar machineschrift, met de pen bijgewerkt tot en met de eerste alinea van blz. 654.
Blz. 624 reg. 1-3 v.b. ‘Nu gij U... verweerd hebt’: cfr J. Huizinga, ‘Vier Voordrachten over den huidigen stand der Geschiedeniswetenschap. Aanhangsel’ in ‘De Gids’ 1935, 1, blz. 174-182. |
Blz. 630 reg. 1 v.o. ‘mysticus’: in ms vervangen door ‘mystieken’, zonder aanpassing van het vervolg. |
Blz. 635 reg. 3 v.b. ‘in zijn vormen’: ms ‘in zijn normen’. |
Blz. 637 reg. 10 v.o. ‘Het “zin verstaan” als wezenlijke functie...’ tot blz. 640 reg. 7 v.b. ‘...eerst dan enkel uitkomst van’: Deze passus is een oudere lezing. De verbinding met de nieuwe die daarvoor in de plaats moest komen, is niet met zekerheid te herstellen. Deze nieuwe lezing luidt als volgt: ‘Het “zin verstaan” als wezenlijke functie der geschiedenis derhalve. “De wereld te verstaan in en door het verleden, dat is de aspiratie der geschiedenis”, zooals gij het op blz. 173 uitdrukt. Nog anders; op blz. 164: “Alle geschiedenis is leerzaam, wil leerzaam zijn, moet leerzaam zijn”. Ik geloof dat gij hier niet voldoende uit elkaar gehouden hebt, noch wat doel en wat middel van de historicus is noch wat hij als historicus en wat hij in een andere functie doet. Doel en middel. Dat de historicus die zich een zekere stof gekozen heeft, bij de bestudeering van zijn gegeven voortdurend zin duidt, spreekt van zelf, daar hij zonder dat niet alleen de samenhang van zijn feiten zien kan, maar zijn feiten zelf ook niet volledig en zuiver kennen kan;’. Op deze woorden eindigt een blz. De volgende sluit echter niet daarop aan, maar op een tussen beide in gelegde bis-blz. die met de hier gevolgde oudere lezing eindigt. |
Blz. 652 reg. 15 v.b. ‘dat gij in de literatuur’: ms ‘dat gij het in de literatuur’. |
Blz. 654 reg. 5-4 v.o. ‘wat gij zelf... schrijft’: ‘schrijft’ niet in ms. |
Blz. 656 reg. 14 v.b. ‘hebt geschreven’: niet in ms. |
|
|