F. van der Goes: Litteraire Herinneringen uit den Nieuwe-Gids-Tijd, 1931.
Van der Goes' herinneringen beslaan twee hoofdstukken. Het eerste en kortste, over Busken Huet en de Tachtigers, de begintijd van De nieuwe Gids derhalve, brengt alles samen wat de schrijver, uit vroegere publikaties en tot op deze uitgave ongepubliceerd gebleven brieven, aangaande Huets denkbeelden over De nieuwe Gids en zijn persoonlijke aanrakingen met Nieuwe-Gidsers bekend is. Die denkbeelden en aanrakingen blijken slechts vluchtig, maar zowel om Huet als om de Nieuwe-Gidsers is het niettemin een lezenswaardig relaas. Het tweede, zeer uitvoerige hoofdstuk, De Krisis van de Nieuwe Gids, beschrijft de ondergang van het tijdschrift. Van der Goes - slechts in zijn beschouwingen over de Inleidingen tot Het tweemaandelijksch Tijdschrift, De Beweging en de tweede Nieuwe Gids treedt hij buiten de door hem zelf gestelde grenzen - beperkt zich in dit hoofdstuk tot het weergeven van ‘het feitelijk verloop’ der crisis. ‘Met de diepere oorzaken van de gebeurtenissen, die in de tweede helft van 1893 een eind maakten aan’ het tijdschrift laat hij zich dus niet in.
Wie zijn boekje leest, zal daar niets meer in vinden van die rijke Nieuwe-Gidstijd die het begin van zijn eigen In Memoriam Cd Busken Huet in 1886 met zoveel bewogenheid, niets meer van die grote Kloos-figuur die, kort na de ondergang van De nieuwe Gids, in zijn Volk en Katholicisme van 1896, Verwey met zo heldere bewondering voor ons oproepen. Al is Van der Goes' verslag door zijn zelfbeperking tot de naakte feiten van de armzaligste periode der beweging een vrij triestig verhaal geworden, de echte belangstellenden zijn hem daarvoor nochtans erkentelijk. Ook wanneer het verloop der crisis in wezen niet anders