ziet zijn geest zich ónmachtig om in dit geheel ook nog aan de op zich zelf nietige, maar zo fel-reëel zich opdringende de rampzaligheid der aarde haar kleine plaats te geven. Hij doet afstand maar wijst tevens vonnis. In dit vonnis - dat de aarde het blind-chaotische, zieke, verstervende is te midden van een eeuwig bestand - handhaaft hij voor 't laatst iets van zijn heerlijkheid maar vertroebelt haar tezelfdertijd. Want de geest kán zich zelf niet buiten de zinnen, in zuiverheid, als een onbewogen rechter handhaven. Hij kan enkel geest zijn wanneer hij, naar eigen wetten, heerst en vormt, maar is dan onafwijsbaar als de grotere cirkel rondom de kleinere der zinnen, zoals hij zelf de kleinere is binnen de grotere van het heelal. In Besnard leeft de tragiek van de dualistische mens zich uit in lyriek van dikwijls bijzondere belijdenis. Zijn geest is gebouwd voor een grote eenheid, maar kan niet actief worden omdat de activiteit der zinnen de zijne overweegt.
Tegenover het Geordend Al de chaos van het zinnenleven als praktisch het sterkst, het karaktergevend element in het bestaan der mensen. Het heelal is voor Besnard niet de (om het zo te noemen) regulatieve idee naar welke hij zijn aardsheid kan ordenen. De zinnen overwegen omdat de mensheid hem in plaats van een eigen organische eenheid de som van alle mensen is; en wie zou ontkennen dat over de sóm der mensen zijn oordeel rechtvaardig is? Besnard ziet dus geen wezenlijk onderscheid tussen mens en made. Slechts is de mens samengestelder, hij heeft die ‘vreemde begaafdheid’ tot extatische driften waarvoor de dichter geen adequate vervulling kent, omdat hij, in zijn dualisme, de mogelijkheid dier vervulling afgesneden heeft. In de zinnelijke liefde viert het heetst de laagheid der menigte zich uit. Zij is de armzalige drang om aan eigen zinneloosheid te ontkomen desnoods door die van anderen te vergroten. Dit is Besnards begrip der lust: de lust van een zieke mensheid in wie alle lijn en kleur en licht door dat wrede prisma: de zinneloosheid van het mensengedoe, ge-