Verzameld werk. Deel 2(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 476] [p. 476] De Scheidslijn Wij kenden alle drie maar éne plicht: 't Verschijnen Gods in aardse vorm van licht Door schildering, compositie of gedicht. Maar hij, verblind door ijver, klaagde en zei: ‘Er is een scheidslijn tussen u en mij: En hier staan hij en ik, en daar staat gij!’ Ik hoor zijn stem, en zie zijn drijven aan, - Wat baat mij dat hooghartige vermaan? Ik ken zijn deugd, zijn vriendschap, én zijn waan. Zijn schaduw valt op mij, verduistert mij. Dan, waarom merkt hij 't niet en gaat op zij, En laat mij ónverduisterd, licht en vrij? Wat, fel, hij eist, ontbreekt hem zelf nog: tucht. Een starre, oneigenzuchtige eigenzucht Verstijft zijn steile vlucht, en bréekt zijn vlucht. Ik antwoord: ‘zie, als ik, slechts wat ons bindt, En dan u zelf, en wat u schort, mijn vrind, - Licht dat ge mij, waar 'k wérkelijk ben, nog vindt.’ Wij kennen alle drie maar éne plicht. 'k Herhaal het stil, een glimlach op 't gezicht: Straks wijkt zijn waan; en wéet hij het, - wellicht. Vorige Volgende