Verzameld werk. Deel 2(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] Om het Eeuwige [pagina 162] [p. 162] Te laat Hij zat in zijn dicht vertrek En droomde. Hij riep haar bij name, ‘Liefste, mijn liefste,’ of zij kwame, - Zij wachtte, of hij kwam, bij het hek. Te laat stond hij op om te gaan. (Die droom was 't.) Want toen hij, ontwaakt, Door een schrikbeeld in 't hart geraakt, Stond, roerloos, waar zij had gestaan, Werd hij koud; hij dacht dat hij stierf: Bleek, leeg tussen heg en heg Wees, weerzijds, de doodstille weg De oneindigheid in waar zij zwierf. ‘Zaagt ge mijn liefste, misschien?’ Zwervende, of hij haar vonde, Zocht hij overal konde. - Niemand had haar gezien. Vorige Volgende