Verzameld werk. Deel 2(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 135] [p. 135] Het Refrein ‘Van droom naar slaap, van slaap naar droom, En dan nog weer: van droom naar slaap, Tot, keerzijds van de laatste kaap, Hoe stille baai, wat morgendoom!’ Denk ik aan zulk een dageraad En water zo vol teerste gloor, Dan is 't of gij weer met mij voor Dat venster in Amalfi staat. Wij zagen, vroeg ontwaakt, voor zon, (Glans van dat eeuwig bloeiseizoen? Maar toch, onzegbaar blijft wat toen Aan lucht en kust en zee begon!) Schoonheid, in wier ontschemerd licht Het hart een zaligheid vermoedt, Die, wijl het aanhoudt, hunkeren doet Naar 't uur dat de aardse schaduw zwicht. Hunkerend ook wij daar, sprakeloos Naar ginds gewend, in stille schrik, Daar zo verheerlijkt ogenblik Ónze ogen voor zijn spiegeling koos. - Voorbij alreeds. De lucht werd rood. Maar 't is dat ogenblik, misschien, Dat zingt in wat, hoe vaak sinds dien, Mij als 't refrein klinkt van de dood. ‘Van droom naar slaap, van slaap naar droom, En dan nog weer: van droom naar slaap, Tot, keerzijds van de laatste kaap, Hoe stille baai, wat morgendoom!’ Vorige Volgende