Verzameld werk. Deel 2(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] Toen en nu Gij zondt mij, tot geluk en heldere zin, Een lief, een kind, een meester en een vriend. Toch sloot ik mij in mist van droefheid in: ‘Leven, wanneer ik blind ben, maak mij ziend!’ Uw liefde glansde door mijn nevelweb. Zó grote goedheid had ik niet verdiend. Nu zie ik, helder, wat ik had en heb: Een lief, een kind, een meester en een vriend. Vorige Volgende