Verzameld werk. Deel 2(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 114] [p. 114] Het Oordeel Ze zei: ‘De verzen die gij zondt, Zijn 't laatste wat hij las. De weerklank, die 't nog in hem vond, Toont potloodkruis en kras.’ Ik hield de bladen in mijn hand, De dag ging om mij dicht. Ik zocht, door droefheid overmand, Beklemd dat stilst gericht. In 't andere vertrek lag hij, De handen in elkaar. Hier sprak nog eens zijn stem tot mij, Door tekens, nochtans klaar. Maar wat, toen lied weer lag op lied, Heeft hij gedacht? Misschien: (Zo was 't, mijn hart!) ‘Nog zíet hij niet, En toch, hoe kón hij zien.’ Wat lijkt het nu een lange tocht Sedert die zware dag... Dat hij nog dít niet lezen mocht! Ik hoor zijn stem: ‘Hij zag.’ Vorige Volgende