Verzameld werk. Deel 1(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 335] [p. 335] [Mijn ziel heeft haar huis in de stilte,] MIJN ziel heeft haar huis in de stilte, Aan de rand van een donkere stroom, Zij bepeinst in de weerschijn der sterren De zin van haar innigste droom. Op het glijden, voorbij, van het water Een wiegelend schijnsel dat drijft, - Hoog boven dat duister, bestendig, De schittering van 't licht dat blijft. En meer dan door 't helle geglinster Omhoog, voelt mijn ziel zich ontroerd Door de rimpelende glans van dit donker Dat zijn spiegeling weerhoudt en ontvoert. Want zij heeft haar huis in de stilte En bepeinst, aan de rand van haar stroom, In zijn weerschijn van eeuwige sterren, Haar aardse, gebroken droom. Vorige Volgende