De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Aart van der Leeuw
(1973)–P.N. van Eyck, Aart van der Leeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
E 24machineschrift met de pen verbeterd
17 April '30
Beste van der Leeuw, Je hebt in lang niet van mij gehoord. En ik, helaas, niet van jou. Als je voortaan wacht tot je wat van mij gehoord hebt, dan word ik een aantal van mijn gewaardeerdste brieven minder rijk, want het redacteurschap, gepaard aan mijn manier van werken, laat mij bijna of geen tijd. Ik kan wel zeggen dat ik nu meer dan een half jaar achtereen van dag tot dag geschreven heb en ik vrees dat ik mij zelf wat zal moeten matigen, want ik begin mij oververmoeid te voelen. De stukken van mijn Halve Eeuw - in het volgende nummer dat over Verwey - zal ik om het andere nummer geven, en dan in de nummers daar-tusschen alleen een beperkte literaire kroniek en boekbesprekingen.Ga naar voetnoot404 Ik houd het anders niet uit. Mijn kroniek over Stort is te lang geworden.Ga naar voetnoot405 Halverwege de tijd ging ik van mijn studie over de jonge Verwey naar dit stuk over. Ik heb gewerkt als een paard, maar kon het niet afkrijgen dan met vertraging van de verschijning. Daardoor heb ik het middenhoofdstuk niet meer kunnen bekorten. Dit is zoo ongeveer de vijfde lezing. Had ik in een zesde de midden-afdeeling van mijn studie, de eigenlijke ontleding van Hinnen [lees: Hinne] Rode kunnen halveeren, door mijn resultaten samen te vatten, dan was het misschien een bladzij of achttien geworden, en zou ook het laatste hoofdstuk, voor mij persoonlijk het belangrijkste, spoediger bereikt zijn. Wat is, bij mijn manier van werken, de tijd kort! Bovendien zijn er doordat ik de revisie niet zien kon, zeer storende drukfouten in. Ik zal hen nu niet opsommen. De voornaamste komen in een verbeteringenlijstje.Ga naar voetnoot406 Ik hoop dat ik deze keer beter | |
[pagina 174]
| |
op tijd klaar ben. Hoe vindt je de nagelaten gedichten van Leopold?Ga naar voetnoot407 Het is een bijdrage die de aandacht op het tijdschrift gevestigd heeft. De studie van Verwey over GezelleGa naar voetnoot408 wekt bij sommigen ontstemming. Een Roomsch schrijver vroeg, of hij bij het Gezelle feest voor Advokaat van Satan bedoelde te spelen. Jouw proza heb ik één keer gelezen, maar toen ik al erg moe was. Drie kwart er van kon ik toen nog goed volgen en heb ik zeer genoten, het laatste deel kon ik echter niet meer met heldere zinnen lezen, want het was zoo ongeveer vijf uur 's nachts. Natuurlijk nam ik mij voor, om het dadelijk nog eens te herlezen en je dan te schrijven, maar mijn werk heeft mij dat verhinderd en nu hoop ik maar op spoedige ontvangst van het boekje. Het komt dan zeer gauw aan de beurt. En hoe staat het nu met je productie? Heb je nog altijd geen paar gedichten voor mij? Verwey had mij gedichten uit de Figuren van de Sarkophaag voor het Mei nummer beloofd, maar het boek was al klaarGa naar voetnoot409 en nu schijnt hij zich door wachten met de uitgave tot na de verschijning van het boekje bezwaard te voelen. Je weet dat de keus van dichters beperkt is en niet allen willen of kunnen meewerken. Ik hoop dus maar, dat deze brief behalve een gewoon vriendschappelijk schrijven dat mij over alles inlicht, ook nog de goede tijding brengt, dat ik iets van je te verwachten heb. Laat mij dus gauw van je hooren, beste vriend, en vertel mij wat je plannen zijn, zoowel van reizen als van werken. Gaat het met de gezondheid, zoowel die van je vrouw als de jouwe goed? En wanneer kon je nu eens naar Engelands ‘green and pleasant land’Ga naar voetnoot410 getogen? Wij zullen jullie hier met groote vreugde ontvangen. Nu moet ik weer eindigen. Wees met je vrouw hartelijk van ons beiden gegroet en stel mij niet te leur door het doen uitblijven van je antwoord.
Je toegenegen VanEyck |
|