De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Aart van der Leeuw
(1973)–P.N. van Eyck, Aart van der Leeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
L 1kaartje
Voorburg 7 November 1917
Geachte Heer vEyck Hartelijk dank voor Uw geschenk. Bij het doorbladeren van den bundel ontmoette ik reeds vele bekenden, die mij lief zijn. Ik zal het boekje dikwijls ter hand nemen. Met beleefde groeten Uw
AartvanderLeeuw.
In maart 1918 wordt Van Eycks tweede zoon Aldo Ernest geboren. In mei verschijnt zijn enige prozabundel Opgang. Niet lang hierna ziet hij zich genoodzaakt een betrekking te zoeken. Hij krijgt een aanstelling als sous-chef van de afdeling Volksvoeding van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel, maar woont aanvankelijk nog in Driebergen. Daar kent hij de Duitse dichteres Hilde Telschow, die ook met Van der Leeuw bekend is. Zoals uit korrespondentie blijkt heeft zij in juli Van der Leeuw tijdens een bezoek met Van Eyck in kennis gebrachtGa naar voetnoot20. Omstreeks 1 september 1918 verhuizen de Van Eycks naar Den Haag. Met genoemde betrekking treedt bij de voordien zo vruchtbare schrijver een lange periode in van vrijwel volslagen literaire improduktiviteit. Op 15 september 1919 vraagt hij ontslag, dat hem per 15 oktober wordt verleend. Daarna vertrekt Van Eyck naar Londen als korrespondent van de N.R.C. In het kader van deze funktie ontstaat de serie artikelen over De Iersche kwestie. Van Eyck volgt in deze funktie, die hij zal vervullen tot aan zijn benoeming tot hoogleraar | |
[pagina 17]
| |
te Leiden in 1935, zijn vriend P. Geyl op, nadat deze is benoemd tot hoogleraar in de Nederlandse en Zuidafrikaanse geschiedenis aan de Universiteit te Londen. Reeds eerder (1914-1915) is Van Eyck korrespondent van dezelfde krant te Rome geweest. Gedurende de jaren 1918-1920 schrijft Van der Leeuw de rest van de gedichten van Opvluchten. Het voornaamste prozawerk uit deze periode is De mythe van een jeugd, dat in november 1921 bij C.A.J. van Dishoeck te Bussum verschijnt en voordien verschenen is in De Gids, april-juni 1921. In 1921 schrijft hij verder weinig. |
|