De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd340. Albert Verwey aan P.N. van Eyck, 20 december 1917Noordwijk/Zee 20 Decr 17
Beste Van Eyck, Op een paar exemplaren van De Joden hoop ik de hand te kunnen leggen. Beter zou zijn als ik alle die in omloop zijn kon bemachtigen. Geschreven als tekst, om gezegd te worden, heeft de druk me altijd gehinderd door oneffenheden, die - me toen tempteerden, maar die ik nu zou willen wegwerken. De brochure is van een of twee jaar later en heeft in het wijzigen van de toenmalige literaire constellatie groote invloed gehad.Ga naar voetnoot451 Ik ben bezig te informeeren of D.de Voogd nog bestaat. Hij betaalde goed en droeg een pelsjas, - hoorde dus niet tot het (toenmalige) eerzame gilde van de beroeps-uitgevers. Er is daarom alle kans dat, in de 20 jaar dat ik niets van hem gehoord heb, hij het vak verlaten heeft. Als hij nog leeft, hoop ik, binnenkort van hem te hooren. Mordechai lijkt me, met nog enkele kleinere wijzigingen nadat ik het je voorlas, gereed te zijn en ligt voorloopig als Mythe bij de andere[n?]. Als ik je zeg dat 1/3 nieuw, 1/3 totaal overgeschreven en 1/3 nog niet geheel in zijn oude staat gebleven is, dan zul je me toegeven dat ik het dateeren mag als een werk van 1917.Ga naar voetnoot452 Gedichten met een conceptie van jaren geleden heb ik meer geschreven. Alleen herinner ik me niet dat ik ooit van een uitgewerkte conceptie heb gebruik gemaakt. Je stuk heeft gewonnen. Hoewel, mijns inziens, het vorige beter was - gelijkmatiger en inslaander - vind ik toch dit polemisch voortgaan langs een breede linie een daad waarvan ik de noodzakelijkheid erken en die ik voor De Beweging op prijs stel. De wijziging à propos van de beteekenis die je aan de N.Kring toeschreef, neemt ook het kleine steentje des aanstoots weg, dat me misschien noopte tot mijn persoonlijke uitval. Toch, als ik het stuk nu herlees, en hoewel ik heel goed weet dat we in dezelfde lijn zijn en dat je dit ten volle erkent, begrijp ik dat dit stuk me die uitval in de pen gaf en keur | |
[pagina 181]
| |
dat goed, zonder dat ik daarmee ook maar in de geringste mate je persoon in 't vizier heb. Het is namelijk zoo: wij vertegenwoordigen verschillende leeftijden. En nu is het voor een jongere mogelijk van een oudere, zijn werk en zijn leven, al het geschrevene te weten, toch blijft er iets over dat alleen langzamerhand, in de omgang, soms ook door stooten en botsingen tot zijn bewustzijn komt, en dat ook tot zijn bewustzijn komen wil. Nu geven gelijkheden, zelfs als [ze] gevoeld worden als verwantschappen, altijd eerst het algemeene. Vandaar dat je jezelf aan een oudere verbonden kunt voelen, en die oudere in gemeenschap zien met andere ouderen, eerder dan dat je hem zelf ziet, zoo wezenlijk als hij toch voelt dat hij gezien moet worden. Dit temeer, naarmate de jongere sterker aanleg tot generaliseeren heeft. Jij hebt die aanleg, en ziedaar voor mij de noodzakelijkheid vergroot om je aandacht te trekken naar mijn persoonlijke bizonderheid. Je voelt dat daarmee niets tegen jou gezegd wordt, maar op de eenige mij mogelijke manier voortgewerkt aan onze gemeenschappelijke verstandhouding. Je zult mijn oppervlak er niet anders door zien maar wel dieper mijn wortels die in een tijd liggen waarvan je alleen de uitingen kennen kunt, maar die je niet meeleefde. Ook mijn individualiteit blijft daarbij buiten bespreking. Er is alleen sprake van dat boven-persoonlijke schepsel, die Idee, die niet alleen mijn werk maar ook mijn leven gemaakt heeft, en terwille van wie ik belang moet toeschrijven aan dat leven, - dat ik overigens, als persoon, niet belangrijker vind dan het leven van ieder ander dichter of schrijver. Niet wat ik zelf gedaan heb, maar wat de Idee met me gedaan heeft, boeit me, en dat is de reden waarom ik eerst uit mijn soort wil springen, en gezien wil worden op mezelf. Je bericht omtrent Mientje verontrust me. Het is dáárom misschien dat ze me zoo weinig van zich hooren laat. Ik hoop dat zij mij er eens over schrijft: anders zal ik het haar doen. En Nine heeft haar dramatisch werk gereed.Ga naar voetnoot453 Daar ben ik benieuwd naar. Het JaniNr is bijna geheel gezet. Met de bloemen op de ruiten verheugt mijn kille pen zich over de komst van 1918. Vrede - hoop ik. En nieuwe vooruitzichten. Het ga je wel. Groet Nelly hartelijk. Je A.V.
Nu schreef ik nog niets over je 6 gedichten. Ik las ze met voldoening en zal ze plaatsen.Ga naar voetnoot454 |
|