De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd298. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 3 juli 1917Driebergen, 9 Juni '17Ga naar voetnoot378
Zeergeachte Heer, Na het toezenden van mijn gedicht ben ik voortdurend bezig geweest mijn houding in de N.K. te bepalen. Aanvankelijk scheen het of mijn inzicht een verandering in de kring zou teweegbrengen, waardoor deze, in plaats van een strenge en dogmatische kring, een vrije vereeniging van menschen met gelijke geestesstrekking zou worden. Ten slotte hebben zich Wijnschenk Dom, Talma en v.Domselaar daar tegen schrap gezet, met het gevolg dat ik Zaterdag, op de laatste vergadering, uitgetreden ben. Zoo is er dus een eind gekomen aan wat U mijn lange afwijking noemde. Ik zou toch niet willen dat zij er niet geweest was, tenzij ik hetzelfde resultaat ook zonder haar zou bereikt hebben, - en wie kan dat zeggen? Eén oogenblik dacht ik dat ik alles kwijt was, - een reactie; maar ik heb nu althans een zekerheid gewonnen, die ik nooit gehad heb en die ik nu maar langzaam moet laten doorwerken. Ik zend U een aantal gedichten die ik een week of 3 geleden geschreven heb, - hopend dat U ze goed zult vinden. Wanneer U plaatsing van het gedicht aan U in het tijdschrift wenschelijk acht, - van mijn kant is er natuurlijk tegen een zoo openlijk ‘getuigenis’ geen bezwaar. Integendeel. Bovenal hoop ik U dat ik binnen kort nog eens zal kunnen ontmoeten. [sic] Maar wanneer zal dat zijn? Met hartelijke groeten, aan Mevrouw en Uw kinderen, ook namens Nelly (die verbazend in haar schik is met de ‘verandering’) | |
[pagina 146]
| |
als steeds uw PN.van Eyck |
|