De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd275. Albert Verwey aan P.N. van Eyck, 13 mei 1916Noordwijk/Zee 13 Mei 16
Waarde Van Eyck, Mijmeringen VII en VIII laat ik in proef brengen.Ga naar voetnoot346 De gunstige berichten omtrent Nelly en de kleine Querculus doen ons goed aan het hart. Je mededeelingen betreffende Locock waren oorzaak dat ik mijn Shelley weer opsloeg. Act I.157. Daarin kan ik met je meegaan. Eveneens in de lezingen II III. 50, en I 774, die trouwens beide aanvaard zijn door Hutchinson. Act I 619. Of er ravine in het hs.gestaan mag hebben, maakt niets uit. Bedoeld is m.i. ontwijfelbaar ravin. Ik beroep me niet eens op de zin (die me bij lezing ravine onbegrijpelijk blijf maar op het accent. Ravin valt goed, ravine maakt een heksesprong. Op Kloos' tweede schrijven heb ik niet geantwoord omdat hij zich beroept op Buxton FormanGa naar voetnoot347 en ik dus eerst zou weten of B.F. in een uitgaaf van na 1903 (jaar van Locock's correcties) bij zijn meening gebleven was. Zulk een uitgaaf heb ik evenwel vruchteloos gezocht, links en rechts erom geschreven. Niemand had er een. Meen je de zaak met een enkel woord te kunnen afdoen, doe het dan. Hartelijk groetend je A.V. |
|