De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd264. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 27 januari 1916Den Haag, 27 Jan.'16
Zeergeachte Heer, In dezelfde enveloppe zend ik U ‘Mijmering’ V en VI,Ga naar voetnoot304 in hoop dat ze U bevallen mogen Fraai zijn ze niet geschreven. Ik copieerde ze den laatsten dag in Florence om ze te kunnen overzenden naar Holland. Een proef der vorige heb ik nog eergister ontvangen. | |
[pagina 110]
| |
Ik zit nog tot de nok vol onrust. Dio Santo, wanneer zal daar een eind aankomen! Er is zooveel te doen voor het zoeken eener woning. Ik ben twee dagen naar Heemstede geweest met het riant resultaat dat ik niets gevonden heb. Nu heb ik geschreven naar een villatje van ƒ 350 op de Veluwe halfweg Arnhem - Schaersbergen. Dan heb ik in Huisterheiden nog een huis op 't oog. 't Is een lastige tijd. Alle huizen zijn duurder. Het hout is 100% in prijs gestegen. Evenzoo zink, koper, wol, ijzer, zoodat zoo ongeveer alle artikelen duurder zijn dan voorheen. En we hebben een bepaald bedrag gekregen waarvan we natuurlijk moeten rondkomen. Intusschen loop ik, wieler ik, rijd ik, in het ijle en in den regen, en vraag maar steeds: wanneer de rust? Ik ben ook in Amsterdam [geweest] en heb daar mijn hart opgehaald aan de ‘harte’-lijkelijkheid [sic] van ten Holt. Zijn ‘Vlucht’ is in Utrecht, maar hij had er een nieuw kleiner doek ‘De Barmhartige Samaritaan[’], dat mij zéér aansprak. Ik ben zeer tevreden daar geweest te zijn en geloof dat ik Weyand,Ga naar voetnoot305 ten Holt, LauGa naar voetnoot306 meer waardeer dan U dat doet. Er was ook een groote teekening [‘]Simson en de Leeuw’ van ten Holt, die mij bijzonder veel genoegen deed. Alles bij elkaar een mooie dag. Die mij persoonlijk ook zoo veel vreugde gaf, omdat ik bij hen leven en streven voelde en een drift naar de toekomst en haar werk. Precies als in mij, precies datgene wat ik in o.a. Jacques zoo mis. Ik ken eigenlijk enkel ten Holt en hij is feitelijk de geen die mij van alle jonge kunstenaars, dichters incluis, het naast is. Ik zie door hem heen de anderen en ken door hem heen hun streven. Misschien is dus mijn oordeel eenzijdig. Ik hoop hen allen beter te leeren kennen, - maar in de hoofdzaak vergis ik mij niet. De vierde ‘Vlucht naar Egypte’ van ten Holt zal wel veel mooier worden. Ik ontmoette Lefauconnier, die mij niet sympathiek is, noch persoonlijk, noch in zijn werk, dat, hoe knap ook, naar mijn gevoel, te weinig onderwoeld is, te weinig spanning van hart en geest heeft. Alles bij elkaar: te weinig diepte. Houden doe ik zeer beslist niet van hem, al vind ik verschillende dingen mooi. Ik sprak U van Studies-uitgeven. De W.B. voelde er iets voor, v.Suchtelen vroeg mij opgave der onderwerpen. Ik noemde Tolstoj, Strindberg,Wagner, Pater, Dostojefsky, Flaubert, de Vigny, Baudelaire, Leopardi en een paar minderen. Dit deed de W.B bij monde v.v.Suchtelen van het plan afzien. ‘De onderwerpen die U in Uw bundel behandelt geven ons toch den indruk dat dit werk in onze uitgaven niet op zijn plaats is. U schrijft (aldus v. Suchtelen, VAN SUCHTELEN) uitsluitend over kunstenaars waarvan wij nog niets hebben gepubliceerd en de ervaring leert dat in zulk een geval de belangstelling zich uitsluitend bepaalt tot enkele geletterden.’ Ik heb hem geantwoord dat wanneer het waar is dat de Ned.lezers zich meer interesseeren voor Geertje,Ga naar voetnoot307 Leo en Gerda,Ga naar voetnoot308 De Koele Meren,Ga naar voetnoot309 Anna v. GochGa naar voetnoot310 [sic], enz.enz. onderwerpen der | |
[pagina 111]
| |
studiebundels v.QueridoGa naar voetnoot311 en v.Campen,Ga naar voetnoot312 dan voor Dostojewsky en Flaubert, het hoog noodig tijd wordt hen tot breeder belangstelling op te voeden en zoo spoedig mogelijk naast E.ZahnGa naar voetnoot313 aan die twee een plaats in te ruimen. Dat een bundel van Flaub. Baud.Leop. Vigny uitgaat boven een beschrijving van 4 belangrijke kunstenaars omdat zij de vier stalen van gemoeds en geestesleven van een geheel en zeer interessant tijdperk te begrijpen geven, en dat ik de onderneming W.B.te zeer schatte, om met zijn oordeel dat dergelijke studies niet op hun plaats zijn in haar verzameling, meetegaan. Dat zou een sarcasme zijn dat ze niet verdient. Wanneer de genoemden voor enkele geletterden zijn voor wie is dan Spinoza's Ethica?Ga naar voetnoot314 - Het is jammer, vooral nu ik geen betrekking neem. Maar er is niets aan te doen. Qua Greebe - Perk: Ik sprak Timmerman, die niets van een fout in zijn stukje bemerkt had, ook niet inzag dat Greebe gelijk heeft met zijn brief aan U, en mij zeide dat Gr. zelfs ergens van Kloos' lezing spreekt als van de oorspronkelijke. 't Is een janboel. Bovendien, vertelt mij een gemeenschappelijke boekhandelaar,Ga naar voetnoot315 wil Greebe nog 2 boeken over de kwestie schrijven!Ga naar voetnoot316 Ik hoorde dat Mea geengageerd is met Mees.Ga naar voetnoot317 Ik ontving geen kaartjes maar wensch U hierbij hartelijk geluk met dit engagement. Ik ken hem feitelijk niet, ken Rein,Ga naar voetnoot318 zijn broer, heel goed, maar weet dat hij (O.) zeer kunstzinnig is. Op 't Lyceum, herinner ik mij van mijn aangetrouwde neef Sieuwertsz van ReesemaGa naar voetnoot319 gehoord te hebben, vertaalde hij Euripides uit Shelleys vertaling in het Hollandsch. Een krachtprestatie! Ik zal Mea afzonderlijk schrijven. Ik zit midden in Prometheus Unbound.Ga naar voetnoot320 Mij dunkt: de kwestie ravine-ruin is wel beslist. Alleen de eerste editie heeft ruin, die van Mary S. van '39 ravine. Ook het handschrift in de Bodleyan, volgens Locock.Ga naar voetnoot321 RapisardiGa naar voetnoot322 vertaalt colmato abisso. Wij nemen natuurlijk de lezing ravine. Op 't oogenblik wordt ons kleine geschrift: Over | |
[pagina 112]
| |
Boekkunst en De zilverdistel gedrukt, een klein aardig boekje.Ga naar voetnoot323 Ik hoop dat u er iets over zult willen zeggen, wanneer het U daar ten minste stof toe geeft. En nu, basta. Ik heb heel wat geschreven. Hartelijke groeten aan allen geheel Uw toeg. PNvE |
|