De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
263. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 13 januari 1916['s-Gravenhage 14·I 1916]
Zeergeachte Heer, Jac.Bl. schrijft mij terug. Hij zegt een en ander, maar onder de voorwaarde dat ik er in geen geval eenig gebruik van maken zal. Voor v.d. Leeuw kan hij natuurlijk de verantwoording niet op zich nemen. Ik heb hem ook niet geschreven, voor wie en waarvoor, het is. Er zit dus niets anders op dan dat U hem zelf schrijft. Adres v.Jacques: Dr.J.E.v.d.Meulen, 40 Lange Nieuwstr. Utrecht.Ga naar voetnoot303 Uw brief ontving ik met veel dank. Wat Papini betreft: de brieven in De Beweging zijn niets dan een raam, een geraamte, - de verschillende deelen zijn onuitgewerkt. Die allereerste periode v. Pil.Cieco isééne, niet de literair interessantste, - van verschillende fasen. Had ik bij één deel langer stil gestaan, dan zou het nog niet bij dat eerste van zijn leven geweest zijn, waarschijnlijk. Het aandacht vragen voor Papini stelde enkel ik als doel, omdat het nu eenmaal krantenbrieven zijn zouden; voor mij zelf was dat het doel niet, omdat een krant er de aangewezen plaats niet voor is. Bovendien zou ik liever een psychologische studie schrijven over Papini als gegeven grootheid (die dus als bekend verondersteld wordt,) dan een propaganda-artikel voor een niet of nauwelijks bekende. Ik schrijf U dit omdat ik in Florence nog wel nagedacht heb juist over de verhouding brieven en studie. Verwijzen naar uw voorrede kan ongetwijfeld voldoende zijn om belangstelling te wekken, maar voor een studie over de heele figuur is het dat in geenen deele. En de brieven zijn enkel als een noodgedwongen voorarbeid der studie te beschouwen, als zoodanig provisorisch, schematisch, onvolledig. Is dit verkeerd geredeneerd? Acht U een studie overbodig? Hart. gr. Geheel Uw vE |
|