De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd229. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 16 april 1915Frascati 16 April.'15.
Zeergeachte Heer, Uw brief van de 10e, kwam den 15e[n] in Rome, en bereikte mij den 16e[n] in Frascati. Ik zag Uw hand al door het hekje v.d.brievenkast en was erg in mijn schik. Dank U wel. Ik ben blij dat U zoo over allerlei schrijft, zoodat ik weer eenigszins weet, hoe het in Holland staat. Wat mij betreft, - ik ben nu, ter verdere herstelling voor de algemeene zwakheid, die mijn typheusche koorts mij bezorgd heeft, voor 10 dagen in Frascati. Het gaat mij goed, ik eet flink, maak hoe langer hoe grootere wandelingen. Wanneer ik den 22st[en] terug ben in Rome, heeft de zaak mij 1 maand op zijn kop, veel geld gekost en 10 heerlijke dagen opgeleverd. | |
[pagina 74]
| |
Wanneer U een ex. over hebt, zoudt U mij werkelijk heel veel pleizier doen met het boekje van Thomson. Ik las de aankondiging van de Meester in de NR.C.. Het doet mij pleizier Uw goede oordeel te lezen, want de aankondiging had mij ontstemd. Ik maakte er uit op, dat U uitvoerig behandeld wordt. ‘Alles groepeert zich om Verwey.’ Is dit zoo, dan is het werkelijk een onvergefelijke fout, om Boutens en H.R.Holst niet te behandelen. Dan bewijst Thomson daarmee de Beweging geen dienst. Maar waarschijnlijk behandelt Th. U niet als dichter, maar als leider v.d.Beweging. Dit moet wel, want anders zou ik in zijn weglatingen een fout zien, die door veel goede eigenschappen niet te verbeteren is. Erkenning van het goede en voortreffelijke, waar het ook gevonden wordt, is toch een eerste eisch, - niemand die dat zoo in toepassing brengt dan U. Ik zie het boekje met belangstelling tegemoet. De ‘prospectus’ van de Beweging ontving ik ook officieel.Ga naar voetnoot209 Ik heb ook nog mijn best gedaan, maar met minder succes dan Bloem, want de rijkste van mijn kennissen wendde tijdsomstandigheden voor. - Uw oordeel over Gerretson's stuk onderschrijf ik geheel. Ik zei in mijn briefkaart, dat ik het ook vervelend vond. Ik geloof dat het juister is te zeggen, dat het te saploos van stijl is. Gerretson schrijft bijzonder moeilijk: proza, en op sommige oogenblikken is het op zijn best proza. Geen bezwaar zoozeer voor een stuk over Indische landerijen, maar voor iemand als Gerretson een zeer ernstig bezwaar. Het is oorspronkelijk een lezing, maar eenmaal die lezing voor publicatie bestemd hebbend, neemt hij op zich, haar ook als schriftuur beoordeeld te zien. Maar interessant vond ik het in hooge mate, vooral ook omdat ik op dit gebied Gerretson en zijn verschillende hobbies zoo ken. Uw vertalingen van Wordsworth deden mij zijn gedichten weder ter hand nemen. Wat gelukkig, dat de aflevering weer grooter kan worden. Niet onmogelijk, dat ik binnen een paar maanden onderkomen kom vragen voor een uitgebreide studie, die ik toch liefst in één stuk geplaatst zou zien. Onderwerp - Baudelaire. Misschien heb ik voor de Juniaflevering - wanneer er dan plaats is en U het werk bevalt, - een paar kleine prozastukjes.Ga naar voetnoot210 Wat Jacques betreft, hij meldde mij, dat de débâcle zal plaats hebben in Mei. Ik vrees zeer, dat het inderdaad een débacle wordt, want wat ik hoor van zijn studie is niet zoo bijzonder bemoedigend, en al is Utrecht gemakkelijker dan Leiden, het blijft voor één examen toch een heele kluif. Het zou ellendig zijn, wanneer hij nog lang aan zijn ketting zou gesmeed blijven. Hij zond mij juist weer 2 nieuwe verzen, een in zijn gewone stijl, en niettegenstaande het altijd zwaarmoedig sentiment hoopvol.Ga naar voetnoot211 Ik heb het boek van Greebe doorgezien en gedeeltelijk gelezen. Een boek, dat mij, afgezien van de inhoud, diepelijk antipathiek is. Een ongeloofelijke massa breedvoerig gezwam en een gepluk aan verzen (,die hun grootste waarde in dauwige schoonheid hebben,) waarvan ik tussenbeide kriebelig word. Van de Woestijne's Interludien II heb ik | |
[pagina 75]
| |
eénmaal doorgelezen. Het zal lastig zijn er over te schrijven, omdat Uw stuk over de eerste bundel exhaustive voor dat boek was. Evenwel geloof ik, dat dit tweede boek minder goed is dan het eerste, en dit kan misschien uitgangspunt worden voor een korte aanteekening.Ga naar voetnoot212 (O ja, waarom hebt U het stukje over Wagner, in strijd met Uw aanvankelijk voornemen, toch als losse bijdrage en niet onder het verzamelhoofd geplaatst?) U zegt dat U Versluys zoudt aanzetten, wanneer U jonger waart. Waarom nu niet? Het is voor hem gemakkelijk de zaak maar te laten loopen. Ondertusschen blijft U de vervulling van die begrijpelijke wensch onthouden, en ons Uw nieuwe boek. Ik hoop dat van Uw nieuwe gedichten binnenkort eens wat ‘zichtbaar’ wordt. Het is zoo lang geleden! Mijn bundel verschijnt, ja, maar na veel geworstel met v.Dishoeck over de uitvoering, die dan ook wel niet zal wezen, wat zij voor hetzelfde geld zou kunnen zijn.Ga naar voetnoot213 Het bundeltje ligt overigens mijlenver achter mij, - ik heb een boek bij zijn boekwording nog nooit zoo ver achter mij gevoeld. Ik kan het dan ook niet goed zien. Bloems oordeelGa naar voetnoot214 over ‘De Wandeling’ was erg scherp, - ik schrok er van. Ik zit in de conversatiekamer te schrijven, terwijl op de piano een muziek gespeeld wordt, waarop wij als jongens de woorden ‘Agent, er ligt een inspecteur in 't water’ plachten te zingen. Dat verlamt mij voorloopig, zoodat ik de wijk naar boven neem, om de brief te beeindigen.- Als U eens wist, hoe heerlijk het hier, in Frascati is. Het ligt zoo mooi tegen de Albaansche bergen, en van uit onze ramen zien wij, uit het eene op de Sabijnsche bergen, uit het andere op de Campagna, met in de verte Rome, en nog verder, wanneer de namiddagzon er op schijnt, de zee. De wandelingen zijn verrukkelijk, landwegen, bergwegen, buitenplaatsen. Natuurlijk rusten wij heel veel, maar er schiet nog genoeg tijd over. Jammer, dat wij maar zoo kort blijven kunnen, - Frascati is duur. Er zou reden kunnen zijn, waarom ik zou wenschen, in het najaar in Holland terug te zijn en er een betrekking te vinden. U hoort zeker nooit iets van betrekkingen? Ik wou maar dat die gemeentelijke bibl. in Amsterdam mij een goede kans bood want adjunctcommies bij een ministerie word ik natuurlijk liever pas in de laatste plaats. Ik zou blij zijn, weer eens bij U in Noordwijk te zitten en - U in mijn eigen huis aan onze tafel te zien. Vergeeft U, wanneer mijn handschrift nog ‘onduidelijker’ is dan anders: dit schrijf ik op bed, en de pen die tot mijn beschikking staat is niet de gewone. Hartelijke groeten, van Nelly en mij, aan Mevrouw en de kinderen, en U zelf Hoogachtend geheel Uw P.N. vEyck. |
|