230. P.N. van Eyck en Nelly van Eyck-Benjamins aan
Albert Verwey, 9 mei 1915
Rome, 9 Mei 15
Zeergeachte Heer,
Ik kom U hartelijk gelukwenschen met Uw verjaardag. Hoe gaarne had ik de
huldiging bijgewoond, waarvoor plannen gemaakt zijn. Het spijt mij
verschrikkelijk, niet tusschen de vrienden aanwezig te zijn, om persoonlijk ook
voor de tweede helft van Uw leven U dezelfde kracht van geest toe te wenschen,
waar mede U, ondanks alle tegenweer, strijdend gebleven zijt. Wensch, die ik
feitelijk onnoodig weet, want ik zou mij niet kunnen voorstellen, dat Uw
persoonlijkheid ooit iets van haar viriele strijdbaarheid zou verliezen, al zult
U er minder en meerder directe uiting aan gaan geven, misschien. Ik hoef niet
meer te schrijven. Onze geheele verhouding - ik ben er trotsch op, van een
verhouding tusschen U en mij te kunnen spreken, berust van mijn kant op een
groote vriendschap en bewondering, en mij op haar te beroepen beteekent
voldoende alles wat ik gaarne zou zeggen. Ik hoop dat de 15e
voor U een groote voldoening zal zijn, en dat het feit, dat een betrekkelijk
groot aantal menschen met absoluut onverdachte en zuivere waardeering en liefde
om U heen zal zijn, U zal bevredigen. Ook namens Nelly, ook voor Mevrouw en de
kinderen gelden al onze wenschen.
Ik had een ex. van onze uitgave van Lanceloet v. Denemerken
bestemd voor toezending gelijk met dezen brief. Het gevaar v.d.oorlog, die ieder
oogenblik uitbreken kan, weerhoudt mij van de zending. Den
15e[n] zullen Nelly en ik er de opdracht in schrijven.
Vergeef mij zoo ik U of een der Uwen laat loopen. Daar ik misschien binnen kort
Rome voor een tijd verlaat, heb ik gereed gemaakt wat ik wou zenden voor de
volgende maanden. Ik zend het aangeteekend. Later kan 't misschien niet meer. 1°
het gedicht. 2° de twee prozastukjes. 3° een Boekbeoordeeling. Ik hoop maar, dat
een en ander U naar den zin zal zijn. Heel graag zou ik een klein berichtje v.
ontvangst hebben. U zult het wel te druk hebben, - misschien zou één van de
meisjes het willen schrijven?
't Boekje van Thomson heb ik, met dank, ontvangen. Ik heb mij doodgeërgerd aan de
Meester. Is dat nu niet een geval van bewuste oneerlijkheid?
Een aardig boekje. De groepeering is niet heel wezenlijk. Spoedig hoop ik nog
meer te kunnen schrijven. Voor heden, hartelijke groeten van ons beiden voor
allen en nogmaals onze beste wenschen
Hoogachtend geheel Uw
PN.v.Eyck
Hoog geachte Heer,
Ook ik Wil U eventjes hartelijk gelukwenschen. Ik hoop zeer, dat al is het een
drukke, U een aangename dag zult hebben. Pierre vindt het zoo jammer dat hij
niet in Noordwijk kan zijn.