De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd221. Albert Verwey aan P.N. van Eyck, 5 februari 1915Noordwijk/zee 5 feb i 15 Beste van Eyck, Morgen verwacht ik de proef van je Wagner en zal je die dadelijk doorsturen. In afwachting beantwoord ik maar vast je brieven van 30 en 17. De laatstgenoemde, die eigenlijk de eerste was, kwam, zooals je vermoedde, juist te laat. Ik had intusschen nog eens nauwgezet nagezien en aan de twee wijzigingen die je hebt aangebracht vind ik niet dat je veel verliest. Ik heb 6 overdrukjes besteld, die Versluys je sturen zal. Van de boeken die je vraagt bespreek ik noch v.d.Woestijne, noch (voorloopig tenminste Greebe). Wil je ze aanvragen, ga je gang. Bedenk alleen dat de Perkredactie een weefsel is, waarvan niemand het fijne weet, die niet alle handschriften en korrespondenties kent. Voor een afdoend oordeel erover, is het dan ook niet de tijd, en de oude h r Perk zou wijzer gedaan hebben als hij - naar mijn lang geleden hem gegeven raad - de handschriften die hij bezit een halve of een heele eeuw door een Bibl.- had doen wegsluiten. Een ex. van 't boek heb ik niet ontvangen. Ook geen van v.d.Woestijne. Over Prinsen schrijf ik. Bastiaanse lijkt me niet belangrijk. Querido ken ik niet. Nu ik het bovenstaande overlees, vind ik er een niet te miskennen matheid in. Ik doe mijn best alles zijn eisch te geven; maar de tijd dringt zich op en het kost me moeite mijn gedachten betreffende letterkundige onderwerpen te ordenen. D.w.z. betr. onderwerpen | |
[pagina 63]
| |
die tot de tijd geen onmiddelijke betrekking hebben. Vandaag is het de duitsche verklaring omtrent de zeeoorlog, die me het denken belet.Ga naar voetnoot168 Ik heb nooit een zoo taktloos en beschaamd manifest gezien. Is het een oorlogsverklaring aan de onzijdigen? De termen zijn ernaar. Is het alleen een dreigement? Maar met welk doel dan, want niemand kan toch wel meenen dat Duitschland in staat is het waar te maken. Hoe zoo'n stuk te beantwoorden, anders dan door een schouderophalen dat alle diplomatisch verkeer onmogelijk maakt. Is het een wanhoopsdaad? Een bluf, waarvan iets anders verwacht wordt dan bedoeld schijnt? - Ik weet het niet, en mijn historische kennis doet me evenmin een oplossing aan de hand als mijn menschelijk doorzicht. Als de verklaring zegt wat ze schijnt te zeggen, dan beduidt ze: wij zullen voortaan in sommige, alleen door ons zelf te bepalen gevallen, niets en niemand ontzien, met name noch de burgers van vijandelijke, noch die van onzijdige landen, noch ook hun goederen, in zooverre alle deze op ze worden aangetroffen binnen de door ons aangeduide zône. Maar dit is een verklaring die m.i. de regeering die ze geeft, buiten de wet stelt, - die met woorden niet is te beantwoorden, en die alleen het uitzicht openlaat op weerwraak. Temeer, waar de termen waarin het stuk gesteld is, die zijn van weerwraak op de onzijdigen. - Ik zie de toestand donker in en hoop dat ik ongelijk heb. 6 feb i 15. - De Rotterdammer heeft klaarblijkelijk òf van de Regeering, of van haar voorzichtige gemoed een wenk gekregen dat ze niets zeggen moet. Ze troost zich daarom enkel met een snauw, van ‘zeggen is eén, maar doen is twee’. - Het Volk laat zich openhartiger uit: ‘een verwijt aan de onzijdigen, en - de Reg. zal in een moeielijk parket komen. Van alle moeielijkheden doet dit de deur dicht.’ Ik heb mij dezer dagen bezig gehouden met Wordsworth's Ecclesiastical sonnets, en er 14 van vertaald.Ga naar voetnoot169 Uit geen van zijn werken kan hij zoo volledig gekend worden: een Engelschman van de High Church, juist als de Quincey,Ga naar voetnoot170 - maar die had de kunde, en hij het dichterlijk vermogen. Je artikel zooeven in proef ontvangen. Ik heb dadelijk een proef ervan op de post gedaan. Het kan wel zijn dat je die een post eerder dan deze brief ontvangt. - Eerst nu viel me in dat allicht beter is, het stuk onder je algemeene hoofd te brengen. Kunst en Geest in Literatuur V (als ik met niet vergis). Die reeks wordt dan waardig erdoor voortgezet, en kan misschien ook in 't vervolg in stand blijven. Voor een dergelijke dichterlijke en zielkundige beschouwing van een boeiend kunstenaar ben ik ook in deze oorlogstijd niet ongevoelig. Ik hoop zeer dat je meer zulke studies schrijft. Nietzsche, Dostojefski, -of je ook MeresjkowskiGa naar voetnoot171 kent? Hij wordt veel gelezen, schijnt. Over Verhaeren natuurlijk graag. - Vin-je dat het een uitstijgen boven George is, als men in de | |
[pagina 64]
| |
richting van Goethe gaat? Ik heb dit niet gezegd, ook niet bedoeld, geloof ik. Maar het is toch mogelijk dat jij er reden voor hebt. Dank Nelly voor haar foto van de Furie: een illustratie bij je verzen, die me heel gelegen kwam. De lezer van de Bew. kon ik, helaas, niet erin laten deelen. - Ook voor ons is de aardbeving een schrik geweest. We dachten aan Rome. Maar de berichten waren, voor ons tenminste, geruststellend. Regen! - Wat ken ik in Rome anders. Wij waren er in 1890, ongeveer einde Maart. Dag aan dag regen! Laura Koelman was er getuige van. Gerretson is een voortdurend ‘bezet’ mensch. Zijn bedoeling is goed, maar het schijnt dat de eene bedrijvigheid hem met zich neemt naar de andere. De reden waarom we Twijnstra plaatsen is juist geweest, die je opnoemt: het tegengaan van overmaat in idealistische richting. Het beste met je maagkwaal. Hart. gr. ook aan Nelly. Je A.V. |
|