De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd217. Albert Verwey aan P.N. van Eyck, 7 januari 1915Ga naar voetnoot142Noordwijk/zee 7 Jan i 15
Beste Van Eyck, Eerst je briefkaart, daarna je brief zijn me met ‘bekwame’ spoed toegekomen. Als Noordewier zegt dat wij de onzijdigheid van België mee gegarandeerd hebben en tegen de verkrachting daarvan hadden moeten opkomen, dan geloof ik dat hij zich vergist, of van onze verhouding een verkeerde voorstelling geeft. België is indertijd gekonstitueerd door de mogendheden (Engeland, Frankrijk, Rusland, Pruisen en Oostenrijk) met dien verstande dat eigenlijk alleen Engeland en Frankrijk de afscheiding van Nederland met geweld doorzetten, en de artikelen formuleerden die Willem I ten slotte, na lang tegenstribbelen, moest aannemen. Een van die artikelen bepaalde de neutraliteit van België, gegarandeerd door de Mogendheden. Naar de letter genomen was die waarborg dus gericht tegen ons, en deze letterlijke opvatting werd toevallig onlangs nog door Blok, in een gesprek dat ik met hem had, voorgestaan.Ga naar voetnoot143 Naar de bedoeling evenwel was hij gericht tegen Pruisen, hoewel ook dit land hoorde tot de garandeerenden. De scheefheid van België's positie ligt m.i. ook wezenlijk hierin dat de Belg.staat een schepping is van Engeland en Frankrijk en in zijn oorsprong de afhankelijkheid van die twee landen en tevens de richting tegen Duitschland heeft méê gekregen. Maar hoe dit zij, of de neutraliteit bedoelde ons van België of Pruisen van Frankrijk af te houden, met de garantie ervan hadden wij niets uittestaan. Die was een feit vóórdat wij ons bij de 24 artikelen neerlegden. Door die artikelen aantenemen verklaarden wij wel dat wij er niet tegen zouden zondigen, maar niet dat wij anderen, die ze verbraken, zouden tot rede brengen. Wat overigens onze eigen onzijdigheid gedurende deze oorlog aangaat, die houd ik voor hoogst verstandig. Ze had evenwel niet hoeven saamtegaan met de angstvalligheid die de regeering van het begin af - juister: in het begin het meest - tegen binnenlandsche uitingen heeft aan den dag gelegd. Ik heb mij daar dadelijk tegen verzet en wel om dezelfde reden waarom ik, als ik iets belangrijks te doen heb, niet begin met mijzelf de | |
[pagina 55]
| |
uitwaseming te beletten. Voor ons land verlang ik in dergelijke omstandigheden een sterke regeering, maar niet een volk dat in zijn natuurlijke functies belemmerd wordt. Het gouvernement moet sterk en omzichtig zijn, maar tevens moet het volk zich uitspreken en het zal dat wijzer doen naarmate het zich vrijer voelt. Er is over dit alles in het begin van de oorlog vrij wat te doen geweest, dat ik je mondeling beter dan schriftelijk kan meedeelen, en waarvan je 't gevolg o.a. in de Beweging hebt kunnen waarnemen.Ga naar voetnoot144 Onder de dagbladen is de N-Rott. op 't oogenblik m.i. niet het slechtste; maar toch valt van een dergelijk orgaan niet te verwachten dat het iets hoogers zal toonen dan een redelijk gemiddelde. Zijn taak is juist zulk een redelijk gemiddelde derwijze voortestellen dat dit niet teveel vat op zich geeft. Natuurlijk doet het dit, nu op 't eene dan op 't andere punt, voor ieder die scherp toeziet of van nabij er mee te maken heeft. Wat is voor ieder die iets wezenlijks voorstaat, verdoemelijker dan juist dit gemiddelde, dat de uitkomst van tallooze en zelfs van telkens wisselende belangen is, maar zelf geen eigen wezen in zich heeft. Doch de straf daarvoor ligt al in de vluchtigheid waarmee we die kranten doorbladeren. We lezen ze niet om hun beginselen, maar om hun nieuws, er toch/nog bij bedenkend dat dít gezeefd is. Ook de Rott. zeeft, en veelvuldig. Maar toch is zijn uitstalling van nieuwsberichten veelzijdiger en tegelijk overzichtelijker dan van eenig ander blad. Dat is zijn verdienste en terwille daarvan erkennen we dat zijn gemiddelde waarde heeft. Waarom overigens je opmerking betreffende Oostenrijk geschrapt moest, begrijp ik niet. In zulke gevallen geeft wel eens niet het belang of de richting van de krant, maar eenvoudig de luim van een thuiszittend en bemoeiziek redakteur de doorslag. Licht mogelijk dat ook N's verdediging van zijn schrappen meer moet dienen om hemzelf een mooie schijn te geven, dan om de waarheid omtrent de krant te zeggen. 8 Jan i - Tot zoover schreef ik gisteravond. In ruil en dank voor je belangrijke berichten omtrent de Zilverdistel, zal ik je nu, even vertrouwelijk, iets over de Beweging vertellen. Het Tijdschr. blijft voortbestaan; tenminste: 't Jan i n r zul je ontvangen hebben, en 't Febr i nr ben ik bezig gereed te maken. Intusschen zijn er twee bezwaren: 1° de kosten, 2° de medewerking. De hoogere drukkosten en de kans op verlies van abonnementen zijn oorzaak dat ik 5 vel en niet meer zou moeten geven, ook als ik meer had (wat op 't oogenblik niet het geval is). De medewerking is zóo gering, dat ik me heb afgevraagd voor wie ik eigenlijk zooveel moeite doe.- Nu is een gevolg van mijn Bij een Eindpunt geweest, dat sommigen van de vrienden mij belangstellende brieven schreven. Bloem wou - in een oogenblik van jeugdige ijver - abonnés werven, Gerretson en de Haan boden geldelijke ondersteuning aan. Ik heb geantwoord dat de beste ondersteuning mij voorkwam te zijn het aanbrengen van abonnés of - nog beter - van personen die | |
[pagina 56]
| |
geneigd waren eenige abonnementen voor hun rekening te nemen. Hoe het verloop van deze pogingen zal zijn, moet ik afwachten. Zooveel durf ik intusschen verwachten dat de gewekte belangstelling vermindering van 't aantal abonnés voorkomen zal. Moeielijker is het vraagstuk van de medewerking. Als je gezien hebt wat ik sedert Augs in deBew. geschreven heb, dan heeft het je misschien getroffen dat daarin een stuk nieuwe leiding steekt. De kern daarvan is de wil tot handhaving van het internationalisme, met verzekering van een vaste plaats daarin voor Holland. Het is hetzelfde wat jij schrijft dat je met het Boek bedoelt. Ik heb bij die leiding tegenwerking ondervonden waar ik ze niet verwachtte; maar ook tevens van verschillende kanten blijken gekregen van instemming. Maar niemand weet ik die zoozeer als jij mijn gedachte omtrent die zaken deelt en in de bedoelde richting met me kunt meewerken. Kort gezegd: in het op touw zetten van dit nieuwe plan is allereerst rekening ermee gehouden dat ik in jou een jonger geslacht heb dat mee wil doen. De bedoeling is niet dat je je verplicht tot een zekere hoeveelheid, maar dat je de Beweging als je voertuig beschouwt. Doe je dat, dan is de geldvraag er eene die wij openhartig met elkaar zullen bespreken en ik geloof dan in de belangstelling van sommigen voor een goed geleide Beweging wel het middel te vinden om je te honoreeren, ook zonder bezwaar voor mijn persoonlijke inkomsten. Dat je een dergelijke betaling niet eerder en niet meer zult aanvragen dan bepaald noodig voor je is om te kunnen doorwerken, dat weet ik wel. Maar als het alternatief zou zijn: door de Beweging betaald worden of elders sturen, dan moet, dunkt me, zonder aarzelen het eerste gebeuren en moet dat door jou ook worden voorgesteld. Je twee gedichten zijn een verrassing voor me. De warme zachte stroom waarvan je schrijft dat je hem soms over je opvatting van de dingen heen voelt gaan, is ook dáárin. Vooral in Furia Dormiens. Je stem heeft meer vleesch gekregen, en dit acht ik een ontzachlijke aanwinst. Ook zijn allebei de gedichten de uitdrukking van een vol innerlijk, d.w.z. je intellectueele drang wordt, ten voordeele van het gedicht, door gevoel en verbeelding teruggehouden. Ik heb gehoopt dat je huwelijk je dit geluk brengen zou. Dat het tegelijk je persoonlijk geluk is - hoe kan het anders? Ken je 't innige gedicht van Mörike: An einem Wintermorgen, vor Sonnenaufgang? - O flammenleichte zeit der dunklen frühe!
Welch neue welt bewegest du in mir?
Ik heb we wel eens erop betrapt dat ik bij 't opzeggen van die regels ‘der dunklen frühe’ verving door ‘der jungen liebe’, - zoo sterk drukt het uit wat het eerste geluk van het huwelijk is. Of ik zelf binnenkort weer verzen geef? Ik weet het niet. Enkele regels daargelaten heb ik nu een vol jaar gezwegen. De uitgaaf van Het Zichtbaar Geheim is door Versluys, vanwege de tijdsomstandigheden uitgesteld, en ik heb nog geen antwoord op mijn vraag of hij er van 't jaar toe wil overgaan. Dat boek houdt me ook nog voortdurend bezig, vooral Nieuwjaarsmorgen. Het komt met telkens weer voor dat ik daarmee het voor mij onuitspreekbare gezegd heb. Als ik erover denk blijft het me een raadsel. Aan mijn gedachten geeft het geen aanknopingspunt, en daardoor ook geen overgang naar wat | |
[pagina 57]
| |
anders. Ik heb aftewachten. Cronheim heeft het vertaald en beter dan ik voor mogelijk hield.Ga naar voetnoot145 Toch is zulk een vertaling uiterlijk. Ik durf niet zeggen of er de duitsche lezer een licht uit op kan gaan. Een andere vraag is of dat hoeft, of niet de duidelijke en muzikale weergave van de beelden voldoende is, waar het gedicht zelf zoo op nièts dan de verbeelding werkt. Jedwede Stund war schön: ich wollt sie halten
Und lernte: träg von jeder Freude scheiden.
Mein Herz war reich; den leeren Leidgestalten
Wollt ich aus Überfluss Freude bereiten.
So lebt ich hoch und trug stolz meine Kron,
Verehrt von Freunden, die dem Schatz vertrauten:
Ein armer König auf dem Kinderthron.
Jugend währt kurz: was ihr die Feeën bauten
Währt nur die Feeën-stund, und Armut folgt und Hohn.
Je ziet dat zoo'n strofe wel iets weergeeft. Het ga jullie wel. Groet Nelly hartelijk, ook van de huisgenooten. We wenschen jullie temidden van de stormen de rust die je elkander geeft. Je toegenegen Albert Verwey
Ik laat de verzen dadelijk zetten en zal trachten je een revisie te sturen. Er is in Furia een vers dat me schijnt te haperen: Tot uw godlijk hart 't niet meer kón verdragen, Moet hier misschien dragen gelezen worden? Best dit dadelijk te melden. |
|