De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd216. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 30 december 1914Rome, 30 December '14.
Zeergeachte Heer, Van morgen kwamen Uw drie zendingen tegelijk. Ik was van af gisteren al gaan hopen, en ten slotte kreeg ik Uw verwachte antwoord nog eerder, dan ik had kunnen vermoeden. Ik schreef in mijn vorige briefkaart van een gevoel van afgesnedenheid. Ik bedoel natuurlijk alleen die van het onmiddellijk contact, dat in Nederland feitelijk evenmin of niet meer bestond, daar U en ik nu meer correspondeeren dan toen ik nog [in] Nederland woonde. En dan, al was zij er, afgesnedenheid door ruimte is nog niet het ergste, er zijn er die hun heele leven in innerlijke afgesnedenheid moeten werken. Het was een stemming. Ik had gezeur met Noordewier. Deze heer schrapt de beste prozazinnen uit de brieven die mij nog iets geinteresseerd hebben. Ik heb hem nu verzocht dat te laten. Als de andere redacteur dat bij v.d.Woestijne ging doen, bleef er geen regel van diens brieven over. Mijn Roode week procesbrief eindigde met een aantal zinnen, die, volkomen zuiver uitgedrukt, mijn juisten indruk van het geheele proces samenvatten, - zij zijn eenvoudig geschrapt.Ga naar voetnoot128 Daarbij roert hij ook aan den inhoud van mijn brieven. Natuurlijk had ik een commentair geschreven op Giolitti's mededeeling in de Ital.Kamer. Het is eenvoudig een historisch feit, maar niet ‘gunstig’ voor Oostenrijk. De geheele commentair is geschrapt. Er was een telegram van Piet Geyl, over Engelsche kranten. Maar redactioneel is de N.R.Ct, met de Duitsche pers, de eenige, waarin die mededeeling genegeerd werd. Ik heb geprotesteerd en ontving een lang schrijven terug, dat mij verbitterde. Noordewier gaf daarin zijn eigen meeningen, en deze als diegene, welke de redactie der krant sinds Augustus leidden. Ik stond perplex. Zooals het daar stond, is de houding der regeering en de geest der redactie zoo verregaand laf en verachtelijk, dat ik er geen woorden voor weet. Ik heb er gisteren al een lange brief over geschreven aan Piet Geyl. En dan de schaamtelooze openhartigheid, waarmee, geraffineerdkarakterlooze uitdrukking ‘deze wijze politiek van consequente zwakheid’ geprezen wordt. Als zóó de houding van Nederland is, - hoe wee moet de Engelsche en de | |
[pagina 51]
| |
Duitsche regeering van de onze dan zijn, en hoezeer heeft Nederland dan zijn recht op zijn met zooveel lafheid gehandhaafde onafhankelijkheid verloren. Nederland, schrijft Noordewier, was één van de landen, die de onzijdigheid van België mede gewaarborgd hebben en had dus behooren te protesteeren. Den eersten dag v.d.oorlog is den redacties ten strengste verboden ook [‘]maar met een enkel woord deze aangelegenheid aan te raken’. ‘Wij hebben alle reden met Duitschland goede vrienden te blijven. Immers, al wordt het ook verslagen, toch blijft aan onze Oostergrens een Pruisen, dat hoe ook verzwakt, sterker is dan wij en waar wij ook dan nog even afhankelijk van zullen zijn als nu. Tegenover de ententemogendheden waren wij met onze zwakheid en afhankelijkheid voldoende gedekt, en [als!] wij ons maar bereid toonden onze politieke zelfstandigheid met de wapenen te verdedigen.’ De eerste helft v.die zin! ‘Daarom past ons geen geschetter over de verkrachting van Belgie's onzijdigheid. Nu wij die houding eenmaal hebben aangenomen, past ons zwijgen. Waarom woorden, wanneer wij toch van te voren al besloten hebben, niet naar die woorden te handelen. Door dat gepraat zouden wij ook allicht nog uitlokken wat wij wilden vermijden, omdat wij er ons te zwak voor voelen.’ Die laatste zin, weer! ‘De waardigste geesteshouding der krant: een zekere cynische wijsgeerigheid, die de verachtelijke eenzijdigheid der geestesuitingen van alle oorlog voerenden bloot legt en door een vreeslijke gematigheid en objektief waardeeren van de kern der waarachtigheid van die wederzijdsche eenzijdigheden ze des te erger aan de kaak te stellen.’ Dat een krant zich zulk een houding durft veroorloven, wanneer zij weet, dat alles berust op lafheid en zwakheid. Mij ergert ook zoo, dat zij altijd het hardst schreeuwde ten hen, die legercredieten wilden weigeren, omdat 's lands weerkracht 's lands bestaan is. Wat een huichelachtigheid. Wat zegt U van dit alles? Ik troost mij met de hoop, dat alleen N. hier aan het woord is, maar wanneer ik dan van die voorzichtige, achterbaksche artikelen v.v.d.Hoeven lees, dan twijfel ik weer. Gelukkig ben ik volmaakt onafhankelijk, - al weet ik zeker, dat ik niet te lang aan de krant zal blijven. En de regeering! Natuurlijk kent Noordewier ak de waarschuwingen der ‘Militaire Autoriteiten’. Ik hoop dat U van Uw kant andere gegevens hebt over de houding v.'t Holl.goevernement. - Ik dank U hartelijk voor de verzen van George. Het derde deel vind ik het mooiste. Ik ben benieuwd naar 't Jan.nummer. Over Papini zal ik voorloopig wel niet schrijven. Ik heb mijn hoofd vol met Giovanni Pascoli, - die zal nu wel het eerste aan de beurt zijn.Ga naar voetnoot129 Ik vroeg aan Wiessing aan, of ik over de verschijnende bundel van Verhaeren, ‘La Belgique sanglante’ kan schrijven.Ga naar voetnoot130 't Antwoord zal wel weigerend zijn. Ook betaalt hij slecht.Jammer dat ik het gevraagd heb, na Uw opmerking. Wat U in deze zegt, biedt mij de mogelijkheid, mijn reeks volledig in De Beweging voorttezetten. Wat mij, ik zeg het eerlijk, alleen hindert, dat is, dat mijn medewerking dan drukt op Uw persoonlijke beurs en niet op die van De Beweging. U zult zeggen, dat was in de eerste jaren eigenlijk ook | |
[pagina 52]
| |
zoo, maar nu is het een uitzonderingstoestand. Overigens maak ik voortdurend plannen, en er komt, tot nu toe, niets. Papini's tijdschrift is politiek: overtuigd, hartstochtelijk en onbesuisd. Literair: meestentijds beneden kritiek.Ga naar voetnoot131 Hierbij zend ik U de twee bewuste gedichten. Ik hoop, dat U er iets mee kunt aanvangen. Vertaalt Cronheim goed? Raadpleegt hij met U, en bereidt hij een heel boek voor? Wanneer krijgen wij in De Beweging nog eens gedichten van U? Ik hoop spoedig. Ik heb bijna geen boeken bij mij, wat ik heb is toevallig. Van U alleen Het Eigen Rijk, helaas. Ja, De Zilverdistel wordt ‘anders’. Bij voldoende koopers, zal na NovalisGa naar voetnoot132 en KloosGa naar voetnoot133 door Enschedé alleen de voortzetting Lanceloet-serieGa naar voetnoot134 gedrukt worden met onze Schoefferletter.Ga naar voetnoot135 De rest drukt van Royen. Er is een handpers gekocht (hij woog duizenden kilo's, er moesten stalen balken in het huis gemaakt worden.) Van Royen heeft een hoop geld bij elkaar gekregen. Bovendien krijgen wij 2 verschillende letters. De eerste wordt geteekend door de Roos op de aanwijzingen v.V.R. Het is een prachtige sobere letter, gebaseerd op de 15e eeuwsche van Jenson en Ratbold. Die van de Doves Press is ook naar de eerste gemaakt, zoodat de onze veel van deze eerste heeft, een volmaakte editie er van zou kunnen heeten.Ga naar voetnoot136 De andere wordt door Pisarro, de man van de Eraguypress in London geteekend, en is gebaseerd op de beroemde Carolina, uit de tijd van Karel de Groote.Ga naar voetnoot137 Met deze twee letters kunnen wij alles doen Romantiek-Klassicisme, of Gothiek-Renaissance, alle werken met welk karakter ook, kunnen er mee gedrukt worden. Letters en pers zijn van de geldcombinatie, d.w.z. van v.Royen; maar de letters zijn gereserveerd voor De Zilverdistel. Dit alles was al georganiseerd vóór de oorlog uitbrak, en er toch niet door vertraagd. Het is voor ons in dit opzicht een voordeel | |
[pagina 53]
| |
voor ons [sic.], dat wij boeken zullen kunnen maken, niettegenstaande de oorlog. Enschedé zouden wij niet kunnen betalen, de Zilverdistelpers behoeft niet onmiddellijk betaald te worden, dat geschiedt uit de inkomsten. Van Royen en ik hebben een geschrift over Boekkunst samengesteld, dat het eerst met deRoos-letter gemaakt zal worden. Ik zie er ook nog de kwestie ‘het schoone boek’ in verband met de oorlog onder de oogen (als v.R. tenminste dat stukje aanvaardt).Ga naar voetnoot138 Wat kunst betreft, zal daarna eerst: Shelley's Defence of Poetry aan de beurt komen. Aan de eene kant daarna 2 Engelsche werken, met zorg gekozen: Prometheus' UnboundGa naar voetnoot139 en Brownings Pippa Passes,Ga naar voetnoot140 aan den anderen kant de bloemlezing van Hölderlin.Ga naar voetnoot141 Ik schrijf U dit allemaal in vertrouwen, - niemand weet er nog iets van. Van Het ‘Manifest’ zal ik U te zijner tijd wel een exempl. zenden. (Het is geen propagandageschrift in den gewonen zin, - maar een Zilverdisteluitgaafje. Juist in deze tijd zijn èn Prometheus, èn Pippa, en Hölderlin van bijzonder belang. Wij zullen overigens te vechten hebben, want de gedachte van de internationaliteit der kunst heeft zeer geleden, en als men in Duitschland lang zoo verbitterd blijft, dan zal men daar weinig aan Engelsche boeken koopen, ook wannéér het geld beschikbaar is. Ik hoop vooral, dat wij ten slotte vruchtbaar zullen werken, zoo dat er van onze uitgaven invloed uitgaat op de andere uitgevers, zoodat dus deze begrip kunnen krijgen, wat voor een verwonderlijk ding een boek is en hoe onzinnig het heeten moet, dat juist het boek, drager en bevatter van zoo onschatbare waarden, meestal een uiterlijk heeft, dat een vloek is tegen den inhoud. Maar de invloed is nog ruimer mogelijk. De sfeer is klein maar de aard van het schoone boek is even goed als die van de grootere, wijdere kunst, Zóó, dat zij de oogen doet opengaan voor verhoudingen, lijnen, innerlijke schoonheden, waarvoor de gevoeligheid in den regel gewèkt moet worden. Het is nog geen nieuwjaar: dus nog eens ons beider beste wenschen. Ook ik heb meermalen daaraan gedacht: mijn eerste getrouwde nieuwjaar. Maar het jaar zelf is mijn nieuwjaar geweest. Ook tijdens mijn verloving heb ik nooit kunnen denken, dat het samenleven met een vrouw die mij liefheeft, zóó is. Ik ben gelukkig; - en dat ik dat kan zeggen, hoeveel heeft dat voor mij te beteekenen. En de invloed op mij zelf! Ik voel soms een warmen, zachtere[n] stroom door mijn manier van de dingen opvatten heengaan, die ik vroeger niet kende. Mocht het altijd zoo blijven. Gebrek aan liefde voor elkaar zal zeker niet de reden zijn die dat verhindert. Ik ben blij, U dit te hebben kunnen schrijven, U hebt mij zoo vaak anders hooren spreken, dan op deze pagina. Ik had het | |
[pagina 54]
| |
voor het laatste van mijn brief bewaard. Hartelijke groeten, ook namens Nelly, aan U, Mevrouw en de kinderen, geheel Uw PN.vE. |
|