De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
159.
| |
[pagina 245]
| |
gedachten in een sfeer van overleefde gevoelens geraakt bent, die je verbeelding niet meer aandoen, maar toch nog gezag genoeg over je hebben om je te dwingen tot bespiegeling? - Ik zou willen dat je jezelf die vraag voorlegde. Misschien beantwoord je haar ontkennend, en zal jouw antwoord mij nopen tot vernieuwde beschouwing. Misschien ook bevestigend, en dan zal, wat een ongeluk voor je gedichten is, een geluk omtrent je eigen psyche inhouden. Het antwoord zou dan meteen verklaren waarom de verzen zeer zuiver iets belangrijks van jezelf weergeven en toch niet den indruk maken poëzie te zijn. In het mankeerende gedeelte van zijn artikel zegt Van de Woestijne niets anders dan je blijkens je brief al weet. Hij weidt uit over het verschil tusschen bezonnenheid en bezonkenheid. Ik zal over dat verschil niet met hem kibbelen. De fout van v.d.W. is niet dat hij door een theorie zichzelf en zijn houding steun tracht te geven;maar dat hij over de konkrete gevallen - de gedichten waar het om gaat - geen objektief oordeel heeft. Zoolang hij de gedichten van anderen niet zien kan met een genegenheid alsof ze van hemzelf waren, blijft zijn oordeel onzeker en hebben we ons zijn beschouwing niet aantetrekken. Dank voor je drukkersprijzen. Is je misschien een uitgaaf van Wordsworth bekend in goeden (wil ook zeggen niet te kleine) druk? Een dus waarin ik W. met genoegen lezen kan?Ga naar voetnoot487 - Hartelijke groeten Het brok Groene |
|