De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
70.
| |
[pagina 137]
| |
mensch iets werkelijk waardevols alleen zou kúnnen vinden door zijn liefde, zijn hoop, zijn vreugde, zijn ontroeringen, maar dat deze ten slotte nooit anders dan zich zelf alleen vinden, en dat zich zelf vinden, sterven voor hen beteekent. Ook dit schrijf ik er apart bij, omdat ik buitengewoon graag door Uw oordeel te weten zou komen, hoe of het met deze twee dingen: het allegorische en haar grenzen en de herhaling van het ‘zoek-motief’ staat.Ga naar voetnoot215 Ik wend mij hierbij weder tot U als tot mijn beproefden raadgever, en ik hoop, U alvast hartelijk dankend, dat U mij hierin weder ter wille zult willen zijn. Vandaar ook, dat ik U het gedicht allereerst ter gewone keuring zond. Voor het geval uw oordeel ongunstig wordt, sluit ik maar een postzegel in. Hoewel het mij zeer zou spijten, want ik hecht persoonlijk veel aan dit gedicht, omdat het zoo uit het hart geschreven werd. Ik zie dus met gepaste verwachting uw antwoord tegemoet en verblijf inmiddels, na bel.gr. ook aan Mevrouw, met de meeste Hoogachting, Uw dw.
P.S. Is het artikel van Frans Erens over Stefan George U niet erg tegengevallen?Ga naar voetnoot216 |
|