De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
69.
| |
[pagina 134]
| |
De eerste en tweede pagina van Albert Verwey's
zeven pagina's tellende bespreking van de bundel De
sterren, door P.N. van Eyck, in De Beweging, januari
1912, p. 100 e.v.
| |
[pagina 135]
| |
[pagina 136]
| |
deze woordenkeus? - was mij zeer welkom om de mogelijkheid daardoor verwekt, van zijn ontwikkeling ononderbroken te kunnen blijven volgen.Ga naar voetnoot213 Mij zal men nu wel geen veelschrijverij meer verwijten in den eersten tijd: mijn studie neemt helaas zooveel tijd in. Wanneer ik in de lente mijn studeercel nog eens mag ontvluchten voor het huis op den schemel, zal ik zeer blij zijn. Inmiddels, na beleefde groeten, ook aan Mevr. verblij ik, Hoogachtend
Gerretson maakt zelfs aanmerking op de twee eerste regels: geen logisch verband, zegt hij. Is ‘tegenover de vriesnacht’ het ontwaken der lente niet, logisch ook, uitgebeeld door haar bloesemgeurige wind, die in haar ruischen ook de gloed in 't hart weer doet omhoogslaan? Of moet dat logisch verband tusschen de 2 regels uitdrukkelijk aangetoond? Ook uitdrukkingen als ‘ontroeringen nimmer gevonden’ verwerven zijn bijval niet. Vinden is actief en bewust (!) zegt hij, en in tegenstelling dus met mijn bedoeling. Dunkt U dit geen overdreven en dus foutief uit elkaar pluizen? Op deze wijze wordt het geheele gedicht behandeld. |
|