De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
20.
| |
[pagina 52]
| |
Mag ik U nog even laten zien, dat mijn financieele berekening toch géén misrekening is geweest? Van de ƒ.400,- door mij dit jaar bijeen te krijgen, geeft mij alleen reeds een groot prozastuk in Europa (in 't najaar: Buveuse d'Absinthe) een ƒ.100,-Ga naar voetnoot62). Van de XXe Eeuw kreeg ik toezegging, dat mijn werk in 1908 geplaatst zou worden ± ƒ.50.Ga naar voetnoot63 Europa geeft mij voor gedichten ƒ.2.50 en plaatst wel niet veel, maar nog al vaakGa naar voetnoot64). Daarbij komen mijn losse opstellen over kritiek, de andere tijdschriften, de Gulden Winckel, enz.Ga naar voetnoot65 Tenslotte, doordat ik gehoopt had in de Beweging elk jaargetijde, 4 × dit jaar, iets opgenomen te zien (het ging al Sept. Dec.-Maart) elke keer omtrent ƒ.20, (z.a.van 't jaar De Dichter e.d. J.V.) zag ik daarin een van mijn hoofdbronnen. U ziet: het gaat voortreffelijk. Alleen het meeste komt pas in 't najaar. Het eerste kwartaal kwam ik uit, nu waarschijnlijk, zal het een ƒ.20,- schelen, wat ik dan leen. Het is gelukkig maar voor dit jaar. Daarna zal de financieele toestand, hoop en verwacht ik, wel weer, voldoende tenminste, gerestaureerd zijn. Die heele bekrimping is zeer onaangenaam, vooral daar wij aan weelde gewend waren, - maar gelukkig is 't slechts kort. Ik heb nu allerlei gedichten uitgezocht. Toch zijn er twee, waarin iemand spreekt. Dit neemt niet weg dat ze heel anders zijn, dan vorige en ook onderling veel verschillen. In die groote gedichten geef ik eigenlijk eigen geestes(-) of gemoedstoestanden en zijn het dus ook in zekere zin geen lyrische gedichten, - is het niet of ík spreek? En ik maak de zaak algemeen, door de inkleeding. Pan heeft natuurlijk alleen de naam gemeen met het gedicht dat ik U eens zondGa naar voetnoot66. Orpheus, - ook daarvan zal het idee wel niet te veel verborgen zijn - kan ik evengoed | |
[pagina 53]
| |
Jan Greshoff in 1914.
| |
[pagina 54]
| |
overbrengen in de derde persoon, maar het is zoo natuurlijker. Zoo vooral ook Pan. Pan in de eenzaamheid sprekend, wordt door niemand beluisterd, niemand kàn het vertellen. De Ode aan het Land is heelemaal anders, meen ik, dan wat U tot nu toe van mij zag. Het doet mij zeer veel genoegen, dat, naar ik zie, Uw mooie rede in ons auditorium, afzonderlijk is uitgekomen; wat zou er waardevoller zijn dan iets dat stukken leven van twee dichters tegelijk bevat?Ga naar voetnoot67 Er worden in ons saaie ‘intellectueel middelpunt’ helaas te weinig zulke lezingen gehoudenGa naar voetnoot68. Waarvan het peil der meesten onzer 1400 studenten misschien wel de schuld is. U zult het wel erg druk hebben. Toch hoop ik, dat U, mocht U een onplezierig antwoord sturen moeten, het mij maar dadelijk zult doen toekomen. Dat is veel zekerder voor mij. Inmiddels verblijf ik, Met de meeste Hoogachting, bij voorbaat dankend, en na beleefde groeten, Columbusstr.223. |
|