De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
17.
| |
[pagina 48]
| |
andere gedeelte ± ƒ.450,- moet ik zelf, d.i. door schrijven, trachten te voorzien. Wat nu mijn productie betreft, die is altijd overvloedig geweest en dat zal wel zoo blijven. De moeilijkheid is alleen, mijn werk geplaatst te krijgen. In die mate zal het dan waarschijnlijk alleen dit jaar noodig zijn, een volgend is er tot mijn groote vreugde weer kans, dat de omstandigheid in elk geval gedeeltelijk, in 't reine komt. Zoudt U ze, wanneer ze goed zijn, spoedig willen plaatsen? het zou voor een jong schrijver als ik, die juist bij U heb mogen debuteeren, misschien wat aanmatigend zijn, en mij wellicht van een van tijd tot tijd welkome gast een ongewenschte tafelschuimer kunnen maken.Ga naar voetnoot50 Alleen hoop ik hierdoor den tijd, die tusschen bijdragen verloopt, omdat het niet anders kàn, -eenigszins te bekorten. Bij U, die mijn werk het spoedigste plaatste, zijn toch nog 6 maanden verloopen sinds de zending en de plaatsing van het eerste gedicht der vijf: de Dichter enz.Ga naar voetnoot51 De maand van het zenden tot het antwoorden zou ik zoo uitsparen. Mischien zou, bij goedkeuring van déze, een andere groepeering van alles wat U dan heeft, mogelijk zijn. Maar hoe dit zij, ik wil U nogmaals dringend verzoeken het mij te excuseeren, wanneer ik U te veeleischend of liever veelvragend voorkom: Ik weet niet hoe U over de belangrijkheid van mijn werk denkt, niet hoeveel en hoe spoedig U zoudt willen plaatsen, - en de vrees niet genoeg bij elkaar te krijgen, - het honorarium is ook niet hoog, helaas! - dringt mij openhartig over de zaak te schrijven. Het leek mij juist het best, wanneer ik onomwonden zei, wat er is van deze zaak, misschien voelt U genoeg voor mijn werk, om den schrijver ervan op deze wijze eenigermate te willen helpen. De vriendelijkheid, die U tegenover mij betoond heeft, toen ik het eerst met werk bij U kwam en later, gaf mij aanleiding te denken, dat ik geen kwaad zou doen dit open te schrijven. Wat de gedichten aangaat: In het lied van herinnering heb ik het woord prachen, niet zooals in:‘de Dichter’ in zijn eene betekenis van praten, pochen, gebruikt, maar in zijn tweede van smeekend, vleiend bedelen. Dit is toch niet verwarrend? Verder koos ik voor Maîtresse opzettelijk de jambische trimeter, omdat die mèt de 5-voeter de grootste ongebondenheid in zijn gebondenheid veroorlooft, en tenslotte hèm weer boven de 5-voeter ook, omdat hij de meerdere zwaarheid heeft, die mijn vers vooral in 't begin moet bezitten. - Eindelijk meld ik U nog dat mijn adres veranderd is, na aantstaande Woensdag, in Columbusstraat 223Ga naar voetnoot52. Inmiddels verblijf ik beleefd groetend en bij voorbaat dankend met de meeste Hoogachting Uw dw. Columbusstraat 223. |
|