De getooide doolhof(1909)–P.N. van Eyck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Gedroomde Liefde voor eene Bedroefde. ‘Ik zal niet vragen, ik zal niet spreken, lk zal maar zwijgend vóór U staan, Mijn woorden zullen uw leed niet breken, Uw tranen zullen voor mijn leed leken, Wij zullen schreiend sámen gaan. En waar de stralen der zon verglijden In 't grijze mijmren van de zee, Daar zal de scheemring rondom ons beiden Een zachte glanzende weemoed breiden, Nu 't lang gewende leed verglee. Dan zal in 't bleeke, verkwijnde kleuren De teerste zegen van den dag Ons peinzen zuivren van 't laatste treuren, Wij zullen nieuwe gepeinzen speuren In 't schijnsel van een vreemden lach. En onze handen die alle dagen Zich hieven in vergeefsche bee, Zij zullen, moede van 't lange klagen, Nu eindlijk rustend de glorie dragen Van Liefde en innige avondvree. [pagina 29] [p. 29] Vóórdat de wijlen der nacht zich spreiden Zal nog een stille roode schijn De diepe vrede der rust verbreiden: Omdat wij beiden veel tranen schreiden, Zal onze làch een wonder zijn.’ Vorige Volgende