De getooide doolhof(1909)–P.N. van Eyck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Charles Baudelaire. Wee mij, ik heb de droeve deernis saamgegaard, Die in mij om 't verdriet van Uw dof zingen schreit, En liefdevol geschikt, in teeren toon geschaard, Heb ik mijn grauwe bloemen aan Uw leed gewijd. Nu is mijn grijs vertrek van rouw om U vervuld, Van zwaren, zoeten geur, waarin Uw smart herleeft, - Gij dooft mijn loom gepeins, Uw helle grootheid hult Mijne armoe in den schijn, dien gíj haar gul-rijk geeft. En heel mijn schamel wezen is in U verbleekt, Gij hebt mijn hart verbrand, mijn schromplend lied is stom. Ik hoor Uw stem alleen, en hoe Uw schreien leekt Door 't schrikkend zwijgen van de stilte rond ons om. Gij zijt mijn rijkdom, gij mij heer, en ik ben niet Dan wat Uw gril mij wenscht, Uw bloode slaaf alleen, En 'k wil niets hooren dan Uw welig-zingend lied, Geen leed meer dan Uw heet-doorpijnd geween. Vorige Volgende