De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en H. Marsman
(1968)–P.N. van Eyck, H. Marsman– Auteursrechtelijk beschermdUtr. 9.1.'35Geachte Heer v. Eyck Ik ben blij weer eenig contact met U te hebben, al is het dan slechts op papier. Komt U niet eens [naar] Holland? Vergeet U mij dan niet. Vooral mijn vrouw zou graag eens naar Londen gaan, maar wij zijn slecht bij kas, en hebben een verhuizing voor de boeg, wat ook weer kosten meebrengt. Wij gaan naar het Gooi, Bussum of naaste omgeving, waar mijn vrouw leerares is.Ga naar voetnoot106 Ik zelf heb ruim een jaar geleden de advocatuur opgegeven. Het bracht mij niet genoeg op in verhouding tot de energie die het nam, en ik hoopte na mijn terugkeer ergens iets te vinden als griffier v.e. kantongerecht, maar die kans blijkt uiterst gering, vooral door het opheffen van verschillende kantongerechten. Nu is het, om te beginnen voor mijn vrouw mak'lijker dichter bij de school te wonen, en ook goedkooper. Buitendien verlaten wij Utrecht zonder iets van spijt, al weet ik niet of het te villa-achtige Gooi mij bevallen zal. Als ik maar een muizegaatje van een kans zag om Holland voorgoed te verlaten, was ik mòrgen hier weg. De reis was éen aaneenschakeling van bevrijding, verruiming, verrijking. Ook physiek voelde ik mij in het Zuiden uitstekend. Hier is het dikwijls misère. Spanje is èn oneuropeesch en barbaarsch, voorloopig voor mij nog onbewoonbaar, maar juist het contrast met het ‘innig-lamzalige’, zelf-voldane, vercalvijnschte en vol- | |
[pagina 89]
| |
gevreten kaas-vaderland deed mij goed. En het landschap vonden wij haast overal ongeëvenaard! Na een kort verblijf in Marokko (Tetuán) staken wij over naar Italie, (Napels). Ik had vroeger, als ‘duitsch expressionist’ zooals Engelman zegt, de Grieken voorgeloopen. Nu waren zij mij, in Napels, in Rome, in Paestum vooral (zuidelijker ben ik niet geweest) een openbaring! en ook de sublieme ‘oppervlakkigheid’ der italiaansche schilders, misschien vooral de landschappenen - en Giorgione, waren een ontdekking voor mij. Italie beviel ons uitstekend, vooral ook als ‘levensklimaat’ - Ik heb toen nog in München gezeten, omdat ik een duitsche bibliotheek bij de hand wou hebben, met veel literatuur over Nietzsche, waarin ik op reis veel gelezen heb, in Weenen, Buda-Pest, Praag (prachtig!) en Berlijn dat ik in 10 jaar niet gezien had. En nu ben ik hier weer terug, ondervind niet de hartelijkheid waarop ik gehoopt had (maar misschien ben ik te veeleischend daarin), voel mij nogal erg veranderd, de gesprekken met enkele vrienden vind ik wel prettig, maar ze zijn veel minder onmisbaar voor mij dan ik vroeger dacht; ik voel mij wat los en vreemd tusschen alles - kan dàt, na éen jaar? - en ik zou, als ik Jany,Ga naar voetnoot107 ter Braak en v. Vriesland weer eens gezien had, met alle genoegen voor jaren weer ver van dit alles mijn tenten opslaan, veel lezend, en herlezend vooral, veel nadenkend, veel genietend van het ‘vrije leven’ als vreemdeling, van de natuur niet het minst, en af en toe wat schrijvend. Vooral du Perron, een van de hartelijkste, warmste, boeiendste en intelligentste menschen die ik ken, zou ik graag weer eens wat langer ontmoeten, maar daarachter lokt mij de eenzaamheid alweer. Waarom schrijf ik U dit alles, die ik niet ken? -
Ik zal Querido binnenkort schrijven U mijn roman toe te zenden. Ik zie de gebreken heel goed, maar, eerlijk gezegd, ook de kwaliteiten. Het boek schijnt door de ignoranten die hier de critiek uitoefenen vernietigd te zijn. Ik las er maar weinig van, omdat ik in Spanje zoo min mogelijk van de hollandsche literatuur wilde merken, maar ook in brieven regende het bezwaren. Het was vrijwel de eerste keer dat ik zoo ‘unaniem’ op afwijzing stuitte met mijn werk bij de overigens maar héel weinige menschen wier oordeel mij iets zegt, maar omdat ik überhaupt in een impasse zat, en ook aan mijn schrijverschap, vooral voor de toekomst twijfelde, schrok ik er toch nogal van. Maar al gauw was ik weer aan het werk, schreef een paar dozijn verzen, geen van alle, ook nu nog niet, voltooid, en zette een paar kortere en langere verhalen op. Daar werk ik nu nog aan, bij tusschenpoozen. Du Perron had een ‘roman’ van mij, Vera (1930) besnoeid tot wat het in wezen was: een ‘lyrisch verhaal’, maar ook in die vorm bevredigde het mij niet,Ga naar voetnoot108 en ik | |
[pagina 90]
| |
vroeg Querido de uitgave te laten vervallen, hoewel ik het hem contractueel beloofd had. Hij vond het goed, was überhaupt zeer geschikt, maar hoopt nu wel dit jaar een ander boek te kunnen uitgeven. Mocht U tijd en lust hebben ook Vera bij gelegenheid, in beide gedaanten, eens te lezen en mij Uw advies te geven omtrent uitgave-of-niet, dan heel graag. Wat Porta Nigra betreft, de bundel in dezen vorm bevalt mij niet meer. Ik zou hier en daar iets willen verbeteren, maar vooral schrappen (Don Juan, Gorter, Aan den Dood, Aan v. Duinkerken, Paul Robeson, en misschien nog een en ander). Het liefst zou ik de kern van Porta Nigra samen met Witte Vrouwen herdrukken onder de naam Thanatos, en daarbij zou ik dan misschien ook nog ‘drie prozagedichten’ (De Vliegende Hollander, Clean Shaven - het eenige wat mij nog bevalt na ‘de 5 vingers’ en Virginia (Erts, ik meen 1930) kunnen onderbrengen.Ga naar voetnoot109 Ik geloof dat met Witte Vrouwen een nieuwe periode begonnen is, die nu achter mij ligt. - Schrijft U een inleiding bij Leopold, een synthetische karakteristiek? Of moet ik daarvoor t.z.t. ‘Een halve Eeuw’ lezen? - Ik hoop bij gelegenheid dus van U te hooren, maar stelt U er vooral geen dringender bezigheden voor uit. inmiddels met vriendelijke groeten In de critiek van Vestdijk onlangs in de N.RCt op Porta NigraGa naar voetnoot110 stonden m.i. uitstekende dingen. Mocht U een enkel nieuw hollandsch boek van mij willen leenen, dan kan ik U wel iets zenden. U kent denk ik de Waterman? Vrijwel het eenige wat mij verder de moeite waard lijkt zijn: du Perron, Slauerhoff, ter Braak, Walschap, Vestdijk - ; Jeanne v. Schaik. en Engelman, natuurlijk. Nijhoff's Nieuwe gedichten zult U wel hebben. |
|