Op 12 juni vond de vergadering plaats van de Maatschappij der
Nederlandsche Letterkunde, waarop het voorstel om Marsman de C.W. van de
Hoogtprijs voor het jaar 1935 toe te kennen, verworpen werd. Op het door
vele letterkundigen ondertekende protest, dat nog diezelfde maand werd
ingediend, komt ook de naam van Van Eyck voor (gepubliceerd in Het
Vaderland van 29 juni 1935). Marsman kreeg de prijs het jaar
daarop.
[Poststempel: Utrecht, 28.VI.1935]
Geachte Heer v. Eyck
Ik wensch U van harte geluk met Uw benoeming, hoop dat U Londen zonder veel spijt
zult verlaten en in Leiden een werkkring naar Uw zin
vinden zult.
Het spijt mij dat ik nog altijd niets van U hoorde, en nu zal de drukte U de
eerste maanden wel geen tijd laten voor een brief. Ik ga volgende week tot
September het land uit. Hoop dat ik bij Uw inaugurale rede kan zijn. Mag ik U
anders in het najaar eens rustig komen bezoeken?
m. vr. gr.
Uw
Marsman