De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en H. Marsman
(1968)–P.N. van Eyck, H. Marsman– Auteursrechtelijk beschermd1 september 1924Tot de aan Van Eyck ter bespreking in De Gids toegezonden dichtbundels behoorde ook Marsmans Verzen. ‘Ik had mij er de laatste weken toe gekregen Marsman bij de roode kop te pakken’ schreef Van Eyck op 17 mei 1924 aan Greshoff. Zijn kritiek verscheen in De Gids van juni (Verzameld werk, deel 4, blz. 305-315). Naar aanleiding van deze bespreking schreef Marsman aan Van Eyck de eerste van de 55 brieven, die hij in de loop van de volgende 16 jaar tot hem zou richten. De bundel Verzen bestaat uit drie afdelingen, elk van 10 gedichten, die ieder een fase van Marsmans dichterlijke ontwikkeling tot 1923 vertegenwoordigen. De derde groep, de zogenaamde Seinen, besluit met het vers Val, waarover Van Eyck in zijn kritiek o.m. schreef, dat het hem aandeed ‘als een vonnis’.
Katwijk aan Zee, Maandag, 1-IX-'24. Hooggeachte Heer, Na lange aarzeling besluit ik ertoe U naar aanleiding van Uw Gids-critiek een en ander te schrijven. - Ik hoop, dat U in de erkentelijkheid, die ik U hier dadelijk moet betuigen voor de wijze waarop U mijn bundel besprak niet een al te gereede dankbetuiging wilt zien voor wat men een ‘goede’ recensie noemt. De vrees daarvoor deed mij, hoofdzakelijk, eenigen tijd aarzelen. - Ik heb Uw stuk met groote belangstelling en, als ik mij zoo uitdrukken mag, met groote instemming gelezen. Niemand heeft zoo volkomen en nauwkeurig mijn werk begrepen, niemand de positieve en negatieve qualiteiten zoo scherp gezien, geloof ik -; met name verheugde het mij, dat U de quaestie der ‘moderniteit’ negeerde, en rechtstreeks op het werk afging; en niet minder, dat U het on-impressionistisch karakter der 3e groep zoo overtuigend bewezen hebt (en mij daarmee verdedigd tegen de opvattingen o.a. van Verwey en Bloem daarover.Ga naar voetnoot2) Maar het meest van al frappeerde mij Uw voorspelling over mijn toekomst.Ga naar voetnoot3 Want inderdaad had ik mij 3 × in een slob gewaagd, en vreesde de laatste maal er nooit meer uit te komen. - Ik kon mijn eigen ontwikkeling natuurlijk niet zoo objectief zien, en daardoor leiden tot de volgens U eenig mogelijke oplossing. - Ik heb (het vers | |
[pagina 13]
| |
Laatste bladzijde van Van Eycks bespreking van
Marsmans Verzen in De Gids
(verkleind)
| |
[pagina 14]
| |
‘Val’, een vonnis inderdaad!, is van eind '22) in '23 niets kunnen schrijven. - Sinds eenige maanden echter schrijf ik weer. Het zou mij uitermate benieuwen, of ik met dit nieuwe werk op den volgens U eenig-mogelijken weg ben, of niet. Is het zeer onbescheiden U te vragen, of ik U binnenkort enkele dier verzen mag toezenden? Uw zoudt mij door er uw oordeel over te schrijven, bizonder verplichten.- In afwachting van Uw antwoord, verblijf ik, hoogachtend Wilhelminalaan |