De Americaensche zee-roovers
(1931)–Alexander Olivier Exquemelin– Auteursrecht onbekend
[pagina 203]
| |
IV. Hooft-stuck.
| |
[pagina 204]
| |
... en marcheerden door het Bosch.
Ga naar margenoot+ Doen de Spanjaerden de Scheepen van de Rovers sagen, begonnen sy daer op van het Kasteel met grof Canon te schieten, en de Rovers gingen ten ancker leggen in een kleyne haven, omtrent een mijl van het Kasteel. 's Ander daeghs 's morgens met het aenbreecken van den dagh, wierden de Rovers aen landt geset, om door het bosch aen het Kasteel te komen, en dat in te neemen, en haer Scheepen in de Rivier te brengen. Sy marcheerden van 's morgens, tot twee uren nae de middagh, eer datse het Kasteel konden by komen, alsoo de passagien door het bosch seer ongang- | |
[pagina 205]
| |
baer zijn: en veeltijdts vol morassen, en geweldighe klippen, en daer toe moesten sy een wegh baenen, want het was soo dicht met rancken doorvlochten, dat het onmogelijck was daer doorGa naar margenoot+ te komen. Sy hadden eenige slaven van het Eylandt Santa Cathalina mede genomen, die haer seer wel te pas quamen, om de wegh te baenen. Voor het Kasteel komende, wierden sy terstondt begroet van de Spanjaerden, die met grof Canon heftigh van het Kasteel op haer schooten met groote schade, alsoo sy heel ontdeckt waren; want de plaets, daer sy moesten komen om het Kasteel te bestormen, was vlack sonder bosschagie, soo dat de Spanjaerden haer konden sien van het hooft tot de voeten, sonder dat sy de Spanjaerden sien konden. Hier door waren sy in groote benautheydt, niet wetende op wat wijs datse het Kasteel best souden aentasten; het was voor haer geen brock om sonder blaesen in de mondt te steecken: wederomkeeren, en dorstense oock niet, om geen schande by haer medemackers te behaelen. Sy resolveerden dan het Casteel aen te tasten, daer bleef wat 'er bleef. Sy vielen daer lustig op aen met haer Roers en handgranaten; maer de Spanjaerden waren soo wel bedeckt, dat de Rovers haer weynigh schaede kosten doen, ende chargeerden lustigh op haer met grof Canon en musquetten, roepende de Rovers toe: Vengam ios demas, perros Inglises onemigos de Dios y del Roy vos no aveys de ir a Panama. Dat is segghen: Laet de rest oock komen, jou Engelsche honden, Vyanden van Godt en den Koningh, ghy sult te Panama niet komen. Eyndelijck moesten de Rovers retireeren. 's Avondts quamen sy daer weder op aen, en wilden sien over de palissaden, onder faveur van haer handgranaten, te springen,Ga naar margenoot+ maer het kost niet lucken. Een van de Rovers wierd een pijl door sijn schouder geschooten; hy trock de selve met een furie door de schouder heen, en nam een party Catoen, dat hy in sijn sack hadt, dee dat aen de pijl vast, en stack het selve in de brandt: doen 't wel in de brandt was, stack hy de pijl in sijn Roer, en schoot die op eenighe huysen in 't Kasteel, die met palmiste bladeren bedeckt waren: d' andere Rovers dit siende, begonden het selve oock te doen. Eyndelijck geluckte haer pracktijck, soo dat de dae- | |
[pagina 206]
| |
cken van twee a drie huysen in de brand raeckten. Het scheen dat de Spanjaerden soo besigh waren, datse het niet sagen, voor dat de daecken brandende op haer hoofden vielen, waer door een party kruydt in de brandt geraeckten, en de meeste part van de Spanjaerden onbequaem maeckten. De Rovers dit siende, begonnen haer tijdt waer te neemen, en daer op aen te vallen; doch het vuer beletten de Spanjaerden niet standtvastigh te blijven, en waren yverigh om het te blusschen; maer het schijnt dat sy soo veel water niet konden krijgen, alsse van nooden hadden om het loopende vuer te stutten, want het was altemael meest droogh hout, ende daer by waeyde het een frisse koelte, die daer oock geen goedt in deed. Ondertusschen de Rovers de brandt van binnen soo siende toeneemen, practiseerden om die van buyten oock te doen vatten. Sy sochten dan eenige middelen om de palisaden oock in de brandt te steecken, het geen sy oock deeden, doch niet sonder groote moeyte, en verlies van veel volck; want doen de Spanjaerden vernamen dat het volck in de gracht was, smeeten sy potten vol kruyd, met brandende lonten van boven neer, 't geen veel schade aen de Rovers deedt; evenwel quamen sy tot haer voorneemen, niet tegenstaende alle tegenweer van de Spanjaerden. 's Nachts raeckten de palissaden in de brandt; en de Rovers kroopen op handen en voeten tegen het vuur aen, en als sy een SpanjaerdtGa naar margenoot+ door de vlam konden ontdecken, die schootense van boven neer. Tegens den dagh waren de palissaden meest doorgebrand, ende de aerde die van binnen lagh, begon van boven neer in de gracht te storten; het geschut raeckte oock van boven neder, soo dat sy de Spanjaerden begonnen t' ontdecken, en daer op lustigh schooten. De Gouverneur van het Kasteel hieldt haer soodanigh onder dwang, datse daer oock niet van daen kosten, ende liet geschut brengen voor de bresch (door het vuur gemaeckt) om op de Rovers te schieten; evenwel lieten sy, doense niet meer bedeckt waren, de moedt sacken; want de Rovers, die nu seer furieus waren, pasten soo sneedigh op, dat 'er niet een Spanjaerdt sich dorst vertoonen, of se schooten hem onder de voet. Ondertusschen gingh het vuur al sijn gangh. Doen het nu een bequame bresch gemaeckt hadt, sochten de Rovers het oock te | |
[pagina 207]
| |
blusschen, halende soo veel aerde om ver als sy konden: een party waren daer aen besigh, terwijl d' andere op de Spanjaerden pasten. Eyndelijck geraeckten de meeste part van de Spanjaerden om den hals, soo door het vuur, als door het schieten van de Rovers. Tegens de middagh sprongen de Rovers door de bresch, tegens de kracht van het vuur, dat noch overgebleven was, en tegens danck van de Gouverneur aen, die daer de bresch noch verdefendeerden met omtrent vijf en twintigh man, die hy by hem hadt; en die niet meer met haer geweer konden uytrechten, waren doende met spietsen, en andere met steenen te gooyen: nochtans wat tegenweer de Spanjaerden deeden, de Rovers drongen daer tegenGa naar margenoot+ aen, en maeckten haer eyndelijck meester van 't Kasteel. d' Overgebleeven Spanjaerden sprongen van boven neer, sonder om quartier te roepen, alwaer der een party den hals braken: de Gouverneur retireerde in een Corps de guarde, daer twee stucken kanon in waren, en wilde sich aldaer noch ter weer te stellen. Wou oock om geen quartier vragen, waer door de Rovers genoodsaecktGa naar margenoot+ wierden hem doodt te schieten. Sy vonden omtrent dertigh man in het Kasteel leggen, onder de welcke geen tien gesondt waren; dese berichten haer dat 'er acht of negen man gevlucht waren naer Panama. Dit was de rest van drie hondert en veertien man, die in het Kasteel geweest waren, en daer was niet een Officier in 't leven gebleven. Dese gevangens seyden oock, dat de Gouverneur van Panama bericht hadt gekreegen, omtrent drie weecken te vooren, van Cartagena, dat de Engelschen een Vloot toemaeckte aen het Eylandt Espagniola, om Panama te komen inneemen; en dese tijdinge haddense bekomen, soo se seyden, door een Yrsman, die aen Rio de la Hache van de Rovers weghgeloopen was, en haer geseydt hadt dat de Rovers Rio de la Hache alleen genoomen hadden om victualie te bekomen voor haer vloot, gelijck het waer was; en als de President van Panama die tijdinge kreegh, hadt hy hondert en vier en tsestigh man tot sekours op het Kasteel gesonden, met victualie, en andere amonitie van oorlogh naer advenant, ende dat dit guarnisoen hondert en vijftigh man sterck geweest was, dat t' samen maeckten drie hondert en veertien man, alle wel gewapent. Sy berichten de Rovers oock, dat de Gouverneur | |
[pagina 208]
| |
van Panama veel Embuscades op de Rivier hadde gemaeckt, en dat hy in de Savanas van Panama naer ons wachten met twee duysent vier hondert mannen, allegaer blancken, ende noch ses hondert half slachten, ende ses hondert Indianen, met twee duysent Stieren. De Rovers hadden nu het Kasteel gewonnen; maer het was soo gemackelijck niet toegegaen als het Eylandt St. Cathalina. Sy telden haer dooden, diese bevonden hondert en eenige te zijn, met in de sestigh gequetsten. Sy lieten de Spanjaerden, die gevangens waren, de Spaensche doode lichamen van boven neder van de bergh op de strandt werpen, en kuylen maken, om haer dooden in te begraven; de gequetsten wierden in het Kerck gebracht by de vrouwen die daer gevangen saten. Doen dit alles gedaen was, lieten sy de schaden, die het vuur gedaen hadt, repareren. Ga naar margenoot+ Morgan, die op het Eylandt S. Cathalina gebleeven was, bleef niet langh naer het vertreck van de vier Scheepen; hy liet alle de victualie die daer was, mede op de Scheepen nemen, als de Mais en de Casave, op hoop die aen het Kasteel van Chagre te laten blijven, tot onderhoudt voor die geenen, die in besettingh van het selve souden blijven. Sijn meeninge was, een dagh of twee naer 't inneemen van het Kasteel daer te komen, en dan recht toe opwaerts te marcheren, om geen tijdt aen de Spanjaerden te geven om veel toestel tot tegenweer te maecken: daerom liet hy op het spoedighste alle het geschut van de Kasteelen van het Eylandt St. Cathalina in 't water smijten, doch op so een plaets evenwel, daer hy wist dat 'et weder sou konnen gevonden worden; want hy hadt noch in sijn sin d' een of d' ander dagh daer weer te komen, om het Eylandt in te houden: daer en boven wierden alle de huysen in brandt gesteecken, behalven het Kasteel, daer weynigh leedtGa naar margenoot+ aen gedaen wierdt. Alle de gevangens wierden mede gevoert. Doen stelden Morgan sijn kours met sijn Vloot naer Rio de Chagere, alwaer hy acht dagen na de veroveringe van het Kasteel aenquam, ende d' Engelsche vlagh daer af siende waeyen, was soo haestigh om in de Rivier te komen, dat hy sijn Schip op een klip, die voor de mond van de Rivier is, verzeylden, met noch drie van sijn by- | |
[pagina 209]
| |
hebbende Scheepen, doch sonder verlies van eenigh volck; want sy hadden noch tijdts ghenoegh, nae datse met de Scheepen gestooten waren, om haer goedt daer uyt te halen; ja daer hadde oock kans genoegh geweest om de Scheepen te redden, ten waer daer geen harde noorde windt was gekomen, die de selve aen stucken stiet, en sette die hoogh en droogh op de strandt. Morgan in het Kasteel gekomen, en bericht zijnde van het geenGa naar margenoot+ daer gaende was, als hier voor verhaelt is, liet terstond alle de gevangens te werck stellen, om het Fort te repareeren, en liet noch nieuwe palissaden rondom de buytenwercken maken. Daer waren oock eenige vaertuygen in de Rivieren, van de Spanjaerden Chatten genaemt, welke zijn als schuyten, om de goederen opwaerdt in de Rivier te brengen, sy boomen daer mede, als men met de Vlotschuyten in Hollandt doet; en gebruycken oock die Chatten om op Porto Villo, en Nicaragua te varen: daer wierden op yeder van die Chatten twee stucken Canon, en vier metaele bassen gheleydt; daer en boven wierden 'er noch vier lichte vaertuygen toegemaeckt, mede om op de Rivier te roeyen, en daer by alle de Canoes van de Scheepen. Daer wierden vijf hondert man gecommandeert om op het Kasteel te blijven, en hondert en vijftig op de Scheepen, die op de Rivier lagen; bestaende in twaelf hondert man, en kregen order om naer Panama te gaen. Sy namen geen victualie mee op de Scheepen, op hoop datse in d' Embuscaden, die de vyanden gemaeckt hadden, victualie in overvloedt souden vinden. |
|