De Americaensche zee-roovers
(1931)–Alexander Olivier Exquemelin– Auteursrecht onbekend
[pagina 150]
| |
VI. Hooft-stuck.
| |
[pagina 151]
| |
soo is het noodigh hier een korte beschrijvinge van Porto Villo te doen. De Stadt Porto Villo leydt aen Costa Rica, op de hooghte van thien graden, noorder breedte, ende drie hondert en een graedt,Ga naar margenoot+ en dertigh minuten lenghte, omtrent veertigh mijlen van de Golfe del Darion, en acht mijlen bewesten Nombre de Dios. Dese Stadt is de sterckste, die de Koningh van Spanjen in geheel West-Indien heeft, behalven Havana en Cartagom; sy is versien van twee stercke Kasteelen, die aen de mondt van de Bay leggen, soo datse de Stadt ende Haven bewaren, dat 'er niet een eenigh vaertuygh in de Bay kan komen tegen danck van de Kasteelen, daer is altijd een guarnisoen van drie hondert soldaten binnen. De Stadt is daer en boven bewoont door vier hondert Burgeren, die altijdt daer woonachtigh zijn; de Kooplieden blijven daer niet wanneer dat 'er geen Gallioenen zijn, alsoo de plaets seer ongesont is door de dampen die uyt het geberghte komen; sy houden haer verblijf plaets tot Panama, ende hebben evenwel daer haer packhuysen, die door haer dienaers bewaert worden; het silver wordt van Panama op Muyl-ezels daer gebracht, tegens dat de Galioenen komen sullen, of de Scheepen van de Grillos, die de Neegers daer leeveren. Morgan, die dese Kust seer wel bekent was, komt met sijnGa naar margenoot+ Scheepen tegens den avondt by Puerto de Naes, omtrent tien mijlen bewesten Puerto Villo geleegen; ende daer bekent zijnde, zeylden hy langs de wal by nacht, tot dat hy aen Puerto del Pontin quam, omtrent vier mijlen van de Stadt. Daer gearriveert zijnde, ging hy ten ancker leggen, ende sprong met alle man in de Canoes, en in kleyne vaertuygen, die men roeyen konde, ende lieten soo veel volcks, als se van nooden hadden, om de Scheepen te bewaeren, en die des anderen daeghs dan in de haven te brengen. Omtrent middernacht quamen sy aen een plaets, genaemt Estera LongaGa naar margenoot+ lemo, alwaerse landen: daer van daen marcheerden sy tot aen d' eerste post van de Stadt; hadden een Engelsman mee die haer Gitse was, zijnde onlanghs aldaer gevangen geweest, en daer door de wegen heel wel wist. Dese Engelsman gingh met drie a vier man, en namen de schildtwacht wegh, sonder schieten, of | |
[pagina 152]
| |
eenigh gerucht te maecken; sy bonden hem vast, en brachten hem by Morgan, die hem datelijck ondervraeghden hoe het in de Stadt gestelt was, en hoe sterck het guarnisoen was: dese gevangen verhaelde haer alles hoe het in de Stadt geleegen was. Aldus gebonden deden sy hem voor aen marcheeren, en dreygden, soo hy de waerheydt niet geseydt hadde, dat het hem sijn leven kosten soude. Sy hadden omtrent een quartier uur gemarcheert, wanneer sy aen de redout quamen, die se omcingelden, op dat 'er geenGa naar margenoot+ volck soude uyt loopen. Daer na dwong hy die van binnen dese Redout op te geven, of soo niet, datse geen quartier krijgen souden. Daer en tegen toonden haer eenighsints obstinaet, en schooten dapper, om ten minsten die van de Stadt te waerschouwen, gelijck oock terstondt alarm in de Stadt gemaeckt wierdt; evenwel de Redoute en duurde niet langh, sonder onder de voet te zijn; want soo dra als de Rovers die ingenoomen hadden, deden sy de selfde opspringen met alle de Spanjaerden die daer in waren; en liepen doen voort in de Stadt, alwaer noch de meeste Burgers op haer bedtGa naar margenoot+ waren; want niemandt hadt gedachten, dat de Rovers soo stout souden wesen, om soo een plaets, als Porto Villo, aen te doen. Als nu de Rovers in de Stadt quamen, namen die luyden, die op waren, hetgeen sy hadden, en smeeten 't in putten, hoopende dat de Roovers gestut souden worden: maer een deel van de Roovers gingen naer de Kasteelen, en het ander deel naer de Kloosters, en namen alle de Geestelijcken gevangen. De Gouverneur was in de Kasteelen geweecken, en schoot sterck op de Rovers, die hem niet schuldigh bleven; want sy pasten soo op de geschut gaten, dat de Spanjaerden seven of acht man verlooren, eer datse een stuck laden konden. Het gevecht had geduert van de morgen stondt tot 's middaeghs toe, eer dat de Rovers de Kasteelen veroverenGa naar margenoot+ konden. Haer Scheepen lagen voor de mondt van de Haven, en die een Schip hadt genoomen om te vluchten, konde niet binnen komen door het hardt schieten van de Kasteelen aen beyde zijden. Eyndelijck, de Rovers siende datse veel volck verlooren hadden, en geen voordeel op de Kasteelen deeden, begonnen met handgranaten daer in te goyen, en de poort te willen branden; maer doense dicht onder deselve quamen, deden de Spanjaerden haer haest | |
[pagina 153]
| |
te rugge keeren, want sy lieten wel vijftigh potten vol kruydt van boven neder vallen, als oock groote steenen, die veel schaede deeden aen de Rovers. Morgan begon met sijn volck te wanhoopen, wanneer sy d' Engelse Vlagge van het kleyne Kasteel sagen waeyen, en een troep van sijn volck naer hem toekomen, roepende: Victorie! Morgan, die slagen gekreegen hadt, dit siende, begon moed te scheppen, en ging Stadtwaert in, om yets te practiseeren, om het Fort in te neemen, alsoo voor haer veel daer aen geleegen was; want de principaelste van de Stadt waren daer in, en hadden haer goudt en silver, en juweelen mede genoomen, als mede het silver van de Kercken. Morgan liet tien a twaelf groote ladders maecken, daer vier mannen nevens malkanderen op klimmen konden, ende nam alle de Monicken en vrouwen, en liet haer die naer de Casteelen brengen, en tegens de muuren aenplanten.Ga naar margenoot+ Hy hadde eerst aen de Gouverneur laten seggen, dat hy sulcks doen soude soo sy het Casteel niet overgaven; maer kreegh tot antwoordt, dat hy het Casteel sijn leven noyt hebben soude. Morgan liet de ladders komen, die door de Monicken, Papen en vrouwen gedragen wierden, en aengevoert door de Rovers, die geen gedachten hadden dat de Gouverneur van het Casteel op sijn eygen volck soude schieten, maer hy verschoonde haer soo min als hy de Rovers dede. De Monicken begonnen de Gouverneur te bezweeren ren by alle de Heyligen, die in den Hemel zijn, het Casteel over te geeven om haer leven te verschoonen, maer se kreegen geen gehoor. Se moesten de Ladders aenbrengen of se wilden of niet. Als de ladders tegen de muuren geplant waren, wierdense datelijck van een party Rovers beklommen, die hantgranaden, en stinckpotten hadden, en op de Spanjaerden seer hardt aenvielen; maer sy wierden seer fel door de Spanjaerden te rugh gedreeven. De Rovers lieten de moedt noch niet sacken, een party van haer staecken de poort van 't Kasteel in de brandt, en klommen weder op met de selve heevigheydt alse te vooren gedaen hadden. Doen de Spanjaerden sagen datse soo heevigh aengetast wierden, gavenGa naar margenoot+ sy 't op, behalven de Gouverneur van 't Casteel, die als desperaet, soo wel sijn eygen volck, als de vyandt doodt sloegh. De Rovers vroegen hem og hy quartier wilde hebben? hy antwoorde neen, | |
[pagina 154]
| |
seggende dese woorden: Mas vale morir como soldado honrado que ser a horcado como un Cobardo. Dit is: het is beter te sterven als een moedigh soldaet, als opgehangen te werden als een flaeuwhertige. Sy sochten hem gevangen te krijgen, maer konden niet, en wierden gedwongen hem doodt te schieten. Sijn eygen vrouw, en dochter, die mede in 't Casteel waren, baden hem in 't leven te willen blijven, maer 't en hielp niet. Na dat het Casteel over was, dat omtrent 's avondts geschiede, wierden alle de gevangens daer in gebracht, doch de mannen en vrouwen wierden yder in een bysonder huys geset, en daer wierdt eenigh volck gecommandeert om op de selve te passen: daer na brachten sy haer gequetsten mede in een huys daer omtrent. Na datse nu alles in ordre gestelt hadden, begonnen sy lustigh te domineeren met de wijn, en met de vrouwen. Indien 'er die nacht vijftigh moedige mannen geweest waren, sy souden alle de Rovers om hals hebben konnen brengen. Ga naar margenoot+ 's Anderen daeghs begonden de Rovers de buyt te vergaderen, en alle de Huysen te besoecken, daer na namense eenige uyt den hoop van de gevangens, en vroegen haer wie de rijckste waren; en als die haer aengewesen wierden, vroegen sy haer, waer dat haer goed was? als dan de gevangens omwilligh waren om het te seggen, wierden sy terstondt op de pijnbanck geleyd, en soo lang getormenteert, tot datse de geest gaven, of het bekenden. Menige onnoosele menschen, die niet hadden, storven als martelaren, door de tormenten, die de Rovers haer aendeeden, soo dat 'er niemandt vry van was, als die geene, die haer brachten ter plaetse daer haer goedt verborgen lagh. Ondertusschen deed de President van Panama, die tijdinge gekreegen hadt van het veroveren van Porto Villo, alle naerstigheydt die hy konde, om een bequame macht by een te trecken, en de Rovers van Porto Villo te verdrijven. De Roovers wierden daer van gewaerschouwt door eenige gevangens, diese kregen; maer sy achten het niet veel, alsoo sy by haer Scheepen waren, en als se het niet langer houden konden, souden sy de Stadt in de brand steecken, en dan t' scheep gaen. Doense daer veertien dagen vertoeft hadden, begon de landtsieckte sterck onder haer te domineeren door dien de lucht bedorven was door | |
[pagina 155]
| |
de stank van soo veel doode lichamen; en ten anderen door het sterck debaucheren datse gedaen hadden met drincken, ende by de vrouwen te loopen; de meeste van haer gequetsten stierven oock: van de Spaensche quamender mee seer weynigh op, dochGa naar margenoot+ die storven niet door overvloedt, maer door gebreck en ongemack, want in plaets van alle morgen een kopje Chocolaet te krijgen naer haer gewoonte, waren sy blijdt, datse een stuck broodt, of Muyl-ezels vleesch kreegen. Ondertusschen deed Morgan alles gereedt maecken om te vertrecken. De buyt wierdt gescheept, nevens soo veel victualie alse konden krijgen; daer naer deed Morgan weten aen alle de gevangens, dat hy brandtschattinge voor de Stadt wilde hebben, of anders dat hy deselve in de brandt sou steecken, ende de Casteelen onder de voet werpen. En op datse daer voor souden sorge dragen, gaf hy haer verlof om twee mannen uyt te senden, om de brandtschattingen te vergaderen, welcke ter somme van hondert duysent stucken van achten bedroegh. De twee mannen, die de brandtschattinge souden gaen halen, gingen naer de President van Panama, en berichten hem van het geen dat 'er passeerden in Porto Villo. De President had al eenigh volck vergadert, ende quam daerGa naar margenoot+ mede naer Porto Villo: de Rovers, die sneedigh op haere hoede waren, daer van verwittigt zijnde, gingen hem wachten op een naeuwe passagie met hondert man, wel gewapent, en brachten daer een hoop volck van om den hals; daer nae keerden sy weder te rugh naer het Casteel. De President van Panama liet aen Morgan weten, indien hy niet uyt de Kasteelen wilde vertrecken, dat hy met een groote macht soude op hem af komen, en niemandt quartier geven. Maer Morgan, die niet vervaert was, en die altijdt naer sijn welgevallen konde vluchten, gaf ten antwoordt, dat hy de Kasteelen niet ruymen soude, voor datse hem het ge-eyschte rantsoen brachten; en op het alderuyterste, als hy vertreckenGa naar margenoot+ moest, sou hy ten minsten de Kasteelen onder de voeten werpen, ende alle het volck dat hy gevangen hadt, om den hals brengen. De Gouverneur van Panama siende geen raedt om dese Rovers te dwingen, liet de Burgers van Porto Villo daer mee omspringen, en onthiel hem met sijn volck buyten de Stadt. Eyndelijck brach- | |
[pagina 156]
| |
ten de Burgers soo veel by een, datse de hondert duysent stucken van achten aen de Rovers gaven, om van haer verlost te zijn. Ga naar margenoot+ De President van Panama verwondert zijnde, dat vier hondert man, alleen met handtgeweer, sulcke stercke Kasteelen hadden verovert, daer 't nochtans aen geen couragie van die van binnen hadt gemanqueert, sond een man naer Morgan, en versocht het geweer, daer hy sulck een kracht mee konde doen, te mogen sien. Morgan ontfingh de gesant van de President seer beleefdelijck, en gaf hem een Franse Roer mede van vier en een halve voet loops, die een koegel van sestien in een pont kost schieten; hy gaf hem oock een Patroon tas met dartig Kardoesen vol kruyd, die hy uyt Vranckrijck had, en daer toe expres gemaeckt was. Na dat hy dit goet aen den gesant gegeven hadde, belaste hy hem aen sijn Heer te seggen, dat hy hem dit Roer vereerde, en dat hy het over een jaer of twee tot Panama weder soude komen halen. De President sondt de selve gesant weder met een vereeringe voor Morgan, zijnde een goude ringh, met een roos van Esmeralde steenen, en deed hem hertelijck bedancken voor sijn Roer, en versocht dat Morgan hem niet wilde komen besoecken op die wijs als hy tot Porto Villo gedaen had; want ten soude hem misschien soo wel niet bekomen. Ga naar margenoot+ Morgan sijn Scheepen naer behooren hebbende laten voorsien van alderhande victualie, en scheepsbehoeften, die overvloedigh in Porto Villo waren, vertrock ten laetsten. Evenwel konde hy niet laten yets tot gedachtenisse mede te neemen, zijnde eenige metale stucken Canon, die op de Kasteelen lagen, en liet d' andere vernagelen. Weynigh tijdts naer het verlaten van Porto Villo, quam Morgan in de Zuyd Cayos van het Eylandt Cuba, alwaer hy, naer gewoonte, de buyt, die hy gemaeckt hadde, met sijn volck deelde. Sy bevonden datse hadden in geldt, juweelen, en silverwerck, twee hondert en vijftien duysent stucken van achten, sonder de andere plonderagien van lijwaet, zijde stoffen, en meer andere goederen. De buyt, gedeelt zijnde, quam Morgan met groote eer en magnificentie in Geomaica, alsoo hy veel geldt mede bracht. |
|