De Americaensche zee-roovers
(1931)–Alexander Olivier Exquemelin– Auteursrecht onbekend
[pagina 23]
| |
IV. Hooft-stuck.
| |
[pagina 24]
| |
achtigh weder, in het bosch niet nat te worden, als men die bladeren bekomen kan, ende nochmael dienen sy om water te vangen om te drincken, in tijdt van noodt, want men kan der emmeren van maecken, daer men water in dragen kan, maer en dueren niet langer als seven of acht dagen. Dese boomen zijn seer hart, ende van binnen is seecker specy die men met een mes snyden kan, het hout is niet dicker als drie of vier duym, en de boomen zijn omtrent twee vadem dick, ende over al meest even dick, dese boomen vallen in platte Landen, in de bracke gronden; men kan oock van dese boomen wijn maecken op volgende manier. Als de boom afgekapt is, omtrent drie of vier voeten van de wortel, soo wordt dan vier-kante holligheyt gemaeckt boven in de struyck,Ga naar margenoot+ daer sachtjes met'er tijdt de wijn komt indruypen, ende wort soo sterck dat men daer van droncken kan worden. Dese Palmiste boomen worden by de Franse genaemt Palmiste Frans. Behalven dese Palmiste boomen, zijn daer noch vierderhande Palmisten, ende worden aldus genaemt Latanier, Palmiste epinu, Palmiste a vin, ende Palmiste a chapelat, ou Palmist de montagne. Deze Palmist genaemt Latanier en wast soo hoog niet als de Palmiste vin, ende hoe wel dat hy de selve gedaente heeft, behalven de blaederen die de gedaente hebben van een wayer, ende zijn seven of acht voeten in 't ront, met punten rontom, omtrent van een halve voet langh: dese boom werpt zijn zaedt als de andere boomen boven genoemt, maer is grooter en dicker, en dient mede tot voedsel voor de Wilden, de blaederen van dese boom worden alleen gebruyckt, om huysen mede te decken. Dese boom wast selden in goede gronden, maer altijdt in santachtige ende klipachtige plaetsen. De Palmiste Epinu wordt soo genaemt, om dat hy van de wortel af tot boven aen de bladeren vol doornen is, die omtrent drie of vier duymen langh zijn: seeker natie van Indiaenen in het zuydelijcke dal van America, gebruycken dese doorne, om haer OorloghsGa naar margenoot+ gevangens te tormenteren of te pynigen als op dese manier: Sy maecken de gevangens vast aen een boom, ende nemen desen doorne en maecken aen yder een poppetje van Catoen, gedoopt | |
[pagina 25]
| |
in oly Palm, ende steken dat in 't vlees van den patient, soo dicht, als de doorns wassen aen de boomen, ende daer na steken sy daer de brant in, ende soo de Patient singht, soo wordt hy geacht als een genereus Soldaet, die zijne vyanden te kleyn acht om hem seer te doen, maer soo hy klaeght of kermt, soo wordt hy geacht, als een flaeuwhertigh mensch. Dese historye heb ick van een Indiaen, die het selve dickwils aen zijne vyanden gedaen heeft; het is oock gesien van Christenen die by haer gewoont hebben: doch om ons verhael te vervolgen, sal ick seggen dat dese Palmist niet verscheelt, in de hooghte van de Latanier, maer de blaederen zijn even als die van de Palmiste Vrancks, behalven dat sy geen steelen en hebben als die andere; van deselve Palmist wert oock goede wijn gemaeckt, op de manier als booven. Dese Palmist werpt zijn zaet als d'andere, maer is een ander slagh van zaet, het is ront, en soo dick als een duyt, van binnen heeft het een karn die seer hart is, ende soo goet van smaeck als een Spaense noot. Dese boom vindt men aen de Zee-kant op laege gronden. De Palmiste a vyn, wordt soo genaemt, omdat hy wijn in groote meenighteGa naar margenoot+ geeft, en wast niet hooger dan veertigh of vijftigh voeten, ende is van een wonderlijcke groeysel, want onder dicht aen de wortel, tot omtrent de helft of meer van de hooghte, is hy niet dicker als drie of vier spannen, ende boven de helft, of de twee derden van de hooghten, is hy soo dick als een oxhooft, en dese dickte is vol van seecker specye, als in de struyck van een Kool, maer seer vol sap, dat lieflijck van smaeck is, ende wanneer dat gegest heeft, is het soo sterck als wijn, het sap wordt aldus uytgeparst, als de boom afgekapt is, 't geen mackelijck geschiet, want men kan hem kappen met een groot mes dat Machete genoemt wordt: en is van gedaente als een pastey-backers mes. Als de boom dan afgekapt is, soo maeckt men een vierkante openingh, in 't midden van de dickte (die ton genoemt wordt) en men stampt het in tot dat het heel sacht is geworden, en dan parst men het sap met de handen daer uyt, men vindt aen de boom alle gereetschap daer toe van nooden, want men suyvert het sap door de blaederen, ende van d'onderste van de blaederen maeckt men vaeten om de wijn in te doen, en oock om mede te drincken; | |
[pagina 26]
| |
dese boom draeght zijn vrucht even als d'andere Palmiste boomen, maer van een ander fatsoen, en van kouleur en dickte als Carssen, en is oock goedt om te eeten, maer veroorsaeckt een seere keel, de selve boom wast op hooge ende klippachtige bergen. Ga naar margenoot+ De Palmiste boomen, Palmiste a chapelet genaemt, om dat de Spanjaerden Roose, Kransen, ofte Pater-nosters van het zaet maecken, dat van dese boom komt, dat kleyn ende seer hard is: dese Palmiste wassen seer hoogh en dun met weynigh blaederen, op de toppen van de hooge bergen. Ga naar margenoot+ Op dit Eylandt worden oock gevonden groote en hooghe boomen, die een vrucht draeght soo dick als een gemeenen Meloen (die hier in 't Landt wast) ende heeft in 't midden een karn, soo dick als henne ey, en het vlees is van kouleur als een Meloen, en buyten graeuw, ende van smaeck als een Abrikoos, ende wordt oock van de Franse Abricos genaemt, de wilde zwijnen worden seer vet van die vrughten te eeten. Ga naar margenoot+ Men vindt oock andere boomen, van gewas als een Peere-boom, die seecker vrughten draegen, die Cayemiete genoemt worden; dese vrught is van gedaente als groote swarte Pruymen, als mede van die kouleur, en is vol van sap als mellick, dat seer soet van smaek is, binnen in zijn vijf en sommige drie karnen, van grootte als turckse boonen, de wilde zwijnen eten die oock, maer ten wordt in alle plaetsen niet gevonden. Ga naar margenoot+ Daer wassen oock groote boomen die een vrucht draeght die men Genipas, noemt, dese boom wast soo hoogh als een kriecke boom, en heeft zijn blaederen op de selve manier, maer spreydt zijne tacken seer breedt uyt, de vrucht is van gedaente als een Slaep-bol, maer omtrent soo dick als twee vuysten, graeuw van kouleur, ende in 't midden vol kleyne karnen, met een vlies dat alleen de karnen in sluyt, dit vliesken is seer scharp, soo dat wanneer de vruchten met het vlies gegeten worden, veroorsaecken verstoptheyt in 't lijf ende groote pijn in de stoel-gangh: als de vrucht onrijp is, ende dat het sap geparst wordt, werdt het soo swart als roet, men kan daer oock mede schrijven als op papier, maer in de tijdt van negen daegen gaet het uyt, en 't papier blijft of daer niet op geschreeven was geweest, het hout | |
[pagina 27]
| |
van dese boom wordt gebruyckt om te bouwen, alsoo het vast en schoon hout is, het sou goedt wesen om Schepen te timmeren, want het duurt wel in het water. Het sou goed wesen om schepen te timmeren.
Daer zijn veel meer andere vrucht-boomen, daer van menGa naar margenoot+ de beschrijvingh is verscheyde Autheuren van vindt; daer zijn veel Ceder - boomen, by de Spaenjaerden Cedros genoemt, en by de Franse Acajou, dese boomen zijn seer bequaem om Scheepen te timmeren, en Canos mede te maecken. De Canos zijn seecker | |
[pagina 28]
| |
Vaertuygen van een boom gemaeckt, sonder eenige inhouten als de Zitbancken, en konnen zeylen tegens de beste Boot of SloepGa naar margenoot+ die daer is. D' Indiaenen konnen dese Canos maken sonder eenige ysere Instrumenten; als op dese maniere, branden de boomen by de wortel af, en weeten het vuur soodanigh te regeeren dat 'et niet verder brandt als sy het hebben willen, ende als de boom neder gevallen is, soo maecken sy een groot vuur daer op, staen en daer rontom met water om te dempen, andere hebben steene bylen, ende schrapen het verbrandt hout af, ende weten soo het fatsoen te geven aen haer Canos, en konnen met die Canoos twintigh, tachentigh ja hondert mijlen toe Zeewaert in roeyen. Men vindt daer groote menighten van andere boomen, soo vruchtboomen als die bequaem zijn tot het bouwen van Huysen en Schepen, als Mapou boom Acoma, Eyck-boom, Brisillet, of stockvisGa naar margenoot+ houdt, Mancinille-boom, de boom die de Gom. Elem draegt met seer groote quantiteyt van pocken houdt, ende meer andere medicinale boomen, als Lignum-aloes de drie santale houten, Cassia Ligna, als mede de Radix Chinae, maer soo goedt niet als die uyt Oost-Indien komt, de Rookou soude daer oock wel wassen. Ga naar margenoot+ De Mapou is een boom die geweldigh dick groeyt, ende wordt mede gebruyckt om Canoos van te maecken, maer is soo goedt niet als de Acajou of Ceder-boom, want dit hout is seer voos ende wordt in korten tijdt swaer van het water dat daer in dringht. Ga naar margenoot+ Het hout Acoma genoemt is een seer swaer hout, en van kouleur gelijk Palmhoudt, dat hier in 't Landt gebruyckt wordt, en is seer dienstigh tot het timmeren, ende om wieken tot suycker Moolens te maecken, om dat het seer hardt is. Ga naar margenoot+ D'eycke-boom wordt gebruyckt als tot het timmeren, aen huysen, maer het soude seer dienstigh wesen om Scheepen te timmeren: want dit hout is seer durabel in het water, ende wat meer is, is de Zee-wormen niet onderworpen, gelijck als andere houten. Ga naar margenoot+ Het Brisillet-hout is hier genoegh bekent, ende wordt genoemt stockvis houdt, het is seer bequaem, en word oock veel gebruyckt tot het verwen: dit wast daer in groote quantiteyt aen de Zuydt-kant van het Eylandt, in een plaets genaemt Jackmel, | |
[pagina 29]
| |
ende noch in een ander plaets genaemt Jaquine, dese twee plaetsen zijn bequaem om groote Scheepen te komen. Het hout Acoma is een seer swaer hout.
De Mancinille-boom, wast aen de Zeekant,Ga naar margenoot+ soo dat de tacken hangen op het water, draeght een vrucht die even gelyck is van ranck als de Reynette appelen dese vrucht is seer vergiftigh, soo drae als ymandt daer van gegeten heeft, die wordt brandigh, dorstigh, verandert van kouleur, ende wordt krancksinnigh, en daer nae sterft hy: wat meer is, de visschen die van dese vrucht eeten, zijn vergiftigh: dese boom geeft een sap als melck die uyt de Vyge- | |
[pagina 30]
| |
boomen komt, ende als iemandt die aen raeckt, koomen daer voort blaeren op, als of het gebrandt was, en veroorsaeckt een groote pijn; het is my gebeurt dat ick een tackje van dese boom nam, om de Mosschieten van mijn aengesicht af te jaegen, ende mijn aengesight waer 's anderendaeghs seer ontsteeken, ende vol blaeren, ick was drie dagen sonder te konnen sien. Daer wassen oock aen de strandt seeckere boomen die een vrught draeght als Pruymen van Damast, ende hebben mede een steen als die Pruymen, daer zijn tweederhande witte en swarte, de wilde zwijnen koomen aen de strandt als dese boomen haer vrughten geven, en eeten die, en worden seer vet daer van; dese boomen wassen in het sant en spreyden haere tacken op het selve, en zijn niet hooger van gewas als Kreupel-bosch, dat op de Duynen hier te Lande wast: dese boomen worden van de Spaenjaerden IcacosGa naar margenoot+ genaemt: daer zijn andere Vrught-boomen genaemt Abelkoose-boomen, die haer vrught geven als d'Icacos boomen niet meer geven; dese soort van boomen zijn heel hoogh en dick, de blaederen zijn als de blaederen van een Peer-boom, de vrughten zijn soo groot als een Meloen, met een steen in 't midden ontrent soo groot als een ey, het vlees is geel, en omtrent soo hardt als van een Meloen, met een lieffelijcke reuck en smaeck, de Franse Kockilders eeten dese vrucht tot vleesch, in plaets van broodt. Nadat wy een korte beschryvinge gegeven hebben van de Bomen en Vruchten die op het Eylandt Espaniola wassen, sullen wy oock hier spreecken van d'ongedierten die daer op sijn, hoe wel dat 'er geen fenynige gedierten, op het gantsche Eyland gevondenGa naar margenoot+ word: doch zijn hier driederhande muggen die de mensche sodanig plagen, dat men het qualijk harden kan, uytgesondert voor de nieuwe aenkomelingen: de eerste slagh van muggen zijn soo groot als de muggen die wy hier te Lande, by soomer dagh hebben, en komen op het lijf ende suygen het bloet tot dat sy vol zijn, en dat sy niet meer vliegen konnen, soo dat men in die plaetsen daer sy soo abondant zijn, genootsaekt is een tackjen van een boom te nemen, en geduurigh mede te speelen als een Koe met haer start om de vliegen te jagen, de tijdt dat sy de menschen meest plagen is smorgens ende savonds, en het geen dat | |
[pagina 31]
| |
het meest verdriet, is, dat sy een geraes aen de ooren maecken dat men niet duuren kan; dese muggen werden van de Spanjaerden Masquitos genoemt, ende van de France Maringuins. De tweedeGa naar margenoot+ slagh van muggen is een seecker specie die niet grooter zijn als sant, en geven geen geluyt, soo dat sy noch slimmer zijn als de Musquitos, want sy konnen door het Linne kruypen, de Jagers die in 't Bosch zijn smeeren haer aengesicht met verkens reusel, om haer te bevryden van dit verdrietig goet, des avonts branden sy Toeback in hare Tenten, of anders en souden sy niet kunnen rusten, haer tijdt is smorgens ende savonds, en de geheele nacht, maer by dagh is men daer vry van, als het maer een weynigh waeyt; want de minste koelte drijft se wegh. De derde slagh van Musquitos, zijn van gedaente als een mostert zaet, ende zijn root, sy steken niet, maer bijten een stuck van de huyt af, soo dat 'er een roofje blijft ter plaets daer sy gebeten hebben, het aengesicht swelt soodanigh daer van, dat een persoon heel mismaeckt daer door wordt, die dueren de gantsche dagh, van het opgaen tot het ondergaen der Zon, maer men is de gantse nacht daer vry van, dese werden by de Spanjaerden Calarodes genaemt ende by de Franse Rogados. Daer is noch seker ongedierte,Ga naar margenoot+ van kouleur en gedaente als een Kever Worm, behalven dat sy wat kloecker ende wat langer zijn, die hebben twee stippeltjes aen het hooft, die by nacht licht geven, dat wanneer sy met hun drie of vieren by malkanderen zijn in een Boom, niemant anders soude konnen oordeelen of het was een vuur. Ick heb 'er drie gehadt in een Tent, ende ick konde mackelijck, door het licht dat sy van hun gaven, in een boeck leesen, ick heb van dese vliegen willen in Europa brengen, maer sy zijn in de kou gestorven, ende soo dra sy doot zijn of geparst worden, verdwijnt het licht terstondt, dit ongedierte wordt by de Spanjaerden genaemt Moscas de Fulgo, daer zijn oock veel van die vliegen die men noemt krekels,Ga naar margenoot+ als 'er ymandt voorby passeert schreeuwen sy tot dat sy borsten. Daer zijn oock veelderhande kruypende dieren als Slangen, maer niet venynigh, die doen alleen schaden aen de Hoenders, Duyven ende andere Vogelen, die sy begaen konnen, andere zijn oock seer dienstigh om een huys van rotten en muysen te suyveren, | |
[pagina 32]
| |
ende sy zijn soo snoot dat sy piepen als een rot die genepen wordt,Ga naar margenoot+ om de rotten des te beter te konnen locken, sy en knauwen geen pitten, maer suygen het bloedt eerst van alle gedierten, ende daer na swelgen sy 't geheele lichaem op, ende het blijft soo langh in haer lijf tot het heel verrot is. Daer is noch een ander slaghGa naar margenoot+ van kruypende gedierten, die vliegevangers genoemt worden, die leven van de vliegen die sy vangen, en doen geen andere quaedt, daer sijn veel aerdse Schillepaden die seer goedt sijn om t'eeten, en onthouden haer in poelen en waterachtige plaetsen, daer zijnGa naar margenoot+ oock seer veel Rupsen in de tijd van de Taback, ende wanneer sy in een acker Taback komen, kan die naderhand qualick schoon gemaeckt worden, men is somtijts gedwongen alle de Taback af te snijden, ende weg te werpen, zijn groen ende soo dick alsGa naar margenoot+ een vinger. Daer zijn oock Spinnekoppen die seer afgrijselijck zijn, haer lijf is soo groot als een ey, ende haer pooten zijn soo groot als de pooten van een kleyne Krabbe en zijn over al ruygh, sy hebben vier tanden die swart zijn, en soo groot als de tanden van een kleyn konijn, en bijten seer fel, maer evenwel niet venynigh, sy onthouden haer in de dacken van de huysen; en inGa naar margenoot+ 't riet langhs de wateren, daer zijn mede duysent bienen, diemen in 't Latijn Scholopendria noemt, als mede Schorpioenen, maer sonder venyn, want als yemant van een Schorpion gebeten wordt, behoeft men daer geen raet toe te doen, het swelt in het eerst, ende daer na vergaet het van selver, soo dat op dit gantsche Eylandt geen dier is, dat door venijn schadelijck aen de mensch kan wesen. Terwijl dat wij hier besigh zijn om van d'ongedierte te spreecken, sullen wy hier oock spreecken van de Cayaman dat een slagh van Crocodillen is, die zijn op dit Eylandt bij groote menighte, en van een wonderlijcke langhte en dickte, men heeft 'er gevonden vanGa naar margenoot+ ses en t'seventigh voeten lang, ende twaelf voeten dick, dese dieren gebruyken eene wonderlijcke loosheyt om haer kost te soecken, sy liggen en dryven op het water, in de monden van de Rivieren, als het een verrotte boom is, die op het water drijft, en houden haer meest aen de kant van 't water, ende als 'er een wildt zwijn of een wilde koe komt om te drincken, die weten sy te vatten, en halen de selve in de grondt, en doen haer verdrincken, en om meer | |
[pagina 33]
| |
kracht daer toe te hebben, swelgen sy hondert pond of twee steenen in; want zy sijn soo licht dat zij anders de grondt niet soude konnen krijgen? ende wanneer sy een dier in de grondt gehaelt hebben, laten sy het drie of vier dagen leggen eer dat sy het selve eeten, want sy kunnen daer niet in bijten of het moet half vergaen zijn, als de Cockilders, huyden hebben te droogen op het velt, omtrent eenige wateren daer de ongedierte haer onthouden, soo komen sy en slepen de huyden in 't water na de grond, en leggen steenen daer op, ende laten die soo langh leggen tot dat 'er het haar af is, dit heb ick selver gesien: hier sal ick eenige aenmerkinge schrijven die ick op de Cayaman gedaen heb, eenige der Schrijvers zijn die daer oyt van geschreven hebben, ick en weet niet dat die sulke ervarentheyt daer van gehad hebben als ick. Een lofwaerdige persoon heeft my verhaelt, dat hij eens in een revier geweest was om zijn Tent te wassen, en daer quam een Cayaman naer hem toe, die na de Tent vatte ende haelde de selve na de grond, dese Persoon die nieuwsgierig was om te sien wat dit hier doen wilde, liet de Tent volgen tot het ent toe, maeckte sich gereet om de Tent te volgen, nam derhalven een scharp mes in sijn mont, ende hielt de Tent soo vast als hy konde, konde het niet houden, soo dat de Cayaman hem mede in de grondt haelden, ende verlatende aldaer de Tent, toen taste hy de Man aen, en trapten hem met de pooten,Ga naar margenoot+ om hem te doen verdrincken, het was een heldere grondt, soo dat de man sien konde al wat de Cayaman deed, en doe hy niet langer onder water harden kon, stack hy de Cayaman met het mes onder in zijn buick dat hy hem terstont verliet en van de wont stierf, dese persoon haelden hem op, ende vont in sijn buyck wel meer als hondert pont steenen, allegaer kleene steenen omtrent soo dick als een vuyst, dese dieren konnen haer niet verbergen, want al kan men haer niet sien, men kan haer ruycken, alsoo sy seer sterck naer muscus ruycken, sy hebben klieren tusschen vel en vleesGa naar margenoot+ die gemusqueert zijn, twee daer van zijn aen de keel, twee onder de voorste pooten, en twee tusschen d'achterste pooten; de Jagers bewaren de klieren om in Europa te brengen en te verhandelen. De Caymannen worden uyt eyren geteelt, sy leggen eens 's jaersGa naar margenoot+ omtrent de maendt van May, en leggen haer eyren in 't zandt | |
[pagina 34]
| |
aen de strand, en deckense weder toe met hare pooten, en broeyen soo in het zandt uyt. Haer eyren zijn van gedaente als Ganse eyren, de schil, die rondom is, is ongelijck, sy zijn van binnen met een doorn, ende wit als Vogels eyren, ende zijn goedt van smaeck: als d'eyeren van de Cayman gebroeyt zijn, komen de Jonge daer uyt kruypen als jonge kieckens, ende gaen stracks in het water, ende blijven boven drijven d'eerste negen dagen; en de moeder, om haer te bevrijden dat sy niet gepiekt worden van de vogels die sich daer omtrent houden, swelgen de selve op, en gaen by dagh, als het moy weder is, op het sant in de zon leggen, dan loopen de jongen uyt, ende kruypen en speelen rondtom; maer als 'er iemand komt, soo kruypen sy weder in haer moeders lijf. Dit heb ick selver gezien, dat een Cayman op het zant in de son by een Rivier lagh, en soo als ik van d'ander kant hem met een steen gooyde, soo sagh ick alle de Jongen weder in sijn buyck kruypen. Dese Cayamannen, daer wy hier van gesproken hebben, werden in 't gemeen, Krokodillen genaemt. |
|