| |
| |
| |
Buys Ballot als mens
WIJ hebben bij de bespreking van Buys Ballot in zijn jeugd, in zijn studietijd en in de familiekring reeds gelegenheid gehad te wijzen op verschillende karaktertrekken, waarin wij hem herkennen als gehoorzaam zoon en ijverig student, niet afkerig overigens van de vrolijke omgang met studiegenoten, als liefhebbend echtgenoot en vader, die met zijn kinderen meeleefde ondanks zijn drukke bezigheden. Nu wij er ons toe moeten zetten, een volledig beeld te tekenen van de mens, voelen wij sterk het gemis, hem nooit persoonlijk ontmoet te hebben. Toen Buys Ballot in begin 1890 stierf, was schrijver dezes nog te Delft, werkende voor zijn eindexamen gymnasium, en dus nog niet in het universitaire milieu aangeland, al had hij reeds in 1888 door een jaar optekeningen van het weer zijn belangstelling voor de meteorologie getoond. Om een juist beeld te verkrijgen, moeten wij dus zoveel mogelijk uitspraken van tijdgenoten, inzonderheid leerlingen, maar ook van ambtgenoten en vrienden aanhalen, om dan daarna enkele karaktertrekken aan een nader onderzoek te onderwerpen. Zelfs voor die tijdgenoten was het een moeilijke taak, zoals V.A. Julius getuigt: ‘zeker is het veel gemakkelijker een man te teekenen met een hoekig karakter, die al zijn doen en laten heeft laten beheerschen door enkele leidende gedachten dan een beeld te geven van iemand zoo toegankelijk voor indrukken van buiten als Buys Ballot, van iemand, van wien met zooveel recht in den goeden zin des woords gezegd kan worden dat niets menschelijks hem vreemd was’.
| |
| |
‘De bescheidenheid van Buys Ballot was spreekwoordelijk, maar zij werd wel eens zeer onjuist opgevat en verkeerd begrepen. Er is een bescheidenheid, die voortvloeit uit de zucht om anderen plaats te laten naast zich zelven, die in den evenmensch een wezen ziet van gelijken aanleg en het beneden zich acht de verschillen in graad op den voorgrond te brengen; die zich ervan bewust blijft, dat al ons weten gebrekkig is en nooit de mogelijkheid uit het oog verliest, dat anderen een beter inzicht hebben, die zich rekenschap geeft van eigen krachten, weet in welk opzicht anderen hooger staan en hen dienovereenkomstig waardeert’.
Dit was volgens Julius de bescheidenheid, die Buys Ballot openbaarde; wij komen later terug op aanduidingen, dat men soms Buys Ballot verdacht heeft van die andere bescheidenheid, die voortspruit uit kleinmoedigheid, uit gebrek aan zelfvertrouwen. Een andere grond voor het bescheiden optreden van Buys Ballot noemt Van der Stok in zijn karakterschets: ‘opgevoed in een omgeving waarin goede smaak en manieren zooal niet als hoofdzaak, dan toch als onmisbare eigenschappen werden beschouwd...’ (dit in tegenstelling met zijn tijdgenoot Ferrel in Amerika).
En als een van de gevolgen van deze opvoeding noemt Van der Stok: ‘Hij kende de zwakheden en tekortkomingen van zijn vrienden, collega's, leerlingen en ondergeschikten misschien beter dan menig zoogenaamd praktisch man; maar hij had een instinctmatige, onoverwinnelijke afkeer tegen ruwe en voor anderen pijnlijke uitingen’.
Julius zegt verder: ‘Groot waren de gaven van geest en de gaven van hart, aan Buys Ballot ten deel gevallen; hij bezat ze in de harmonische verhouding, die vereischt wordt om groote dingen tot stand te brengen’.
Iets dergelijks drukt Van der Stok uit met de woorden: ‘Weinig mannen, die zijn leeftijd hebben bereikt en zooveel hebben gearbeid ten bate der maatschappij, zijn zoo rein gebleven in hun denken en doen, zoo edel in hunne beweegredenen, zoo hoog in hunne waardeering voor anderen’. Na zijn overlijden schreef de Senaat o.a.: ‘De leden van den Senaat hadden den overledene hartelijk lief en missen noode den trouwen, edelen ambtgenoot’.
B.J. Stokvis spreekt van een groot, braaf man, die leefde voor de wetenschap, en van zijn edel karakter.
| |
| |
J.W. Gunning geeft zijn indruk weer met de spreuk: Integer vitae, scelerisque purus (= onbesproken van leven en vrij van boosheid). ‘Boven de wetenschap staat het edel streven’.
Zijn Londense ambtgenoot R.H. Scott spreekt van zijn ‘sterling eminence not only in science, but in every relation I met him’.
De beroemde eerste leider der Duitse Seewarte te Hamburg, professor Neumayer, die voor de begrafenis was overgekomen, zeide ditzelfde met deze woorden: ‘Buys Ballot is een voorbeeld geweest; hij was een strijder op het gebied der wetenschap, hij heeft nieuwe denkbeelden geopenbaard, nieuwe banen gebroken; de plilosophische waarheid ging hem boven alles, maar aan den strijd daarvoor paarde hij wetenschappelijke verdraagzaamheid, waarvoor alle beoefenaren der wetenschap hem dank schuldig zijn’.
Namens de Seewarte sprak hij: ‘Zij herdenkt met dankbaarheid wat zij bij haar oprichting te danken heeft gehad aan Buys Ballot, bij wien men om hulp en raad moest aankloppen, die midden in den winter naar Hamburg kwam en met Hoffmeier en mij alles beraamde en vaststelde om de Noordwestelijke weertelegrammen op goede grondslagen te vestigen’. Ten slotte bracht hij zijn persoonlijke dank aan de overledene, die hem dertig jaren geleden gesteund had op de baan der wetenschap en later vele jaren een trouwe vriend voor hem was geweest. De voorzitter der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, professor Dr H.G. van de Sande Bakhuyzen, roemde naast zijn wetenschappelijke verdiensten zijn karakter in deze woorden: ‘Daarbij, hoe nederig, hoe eenvoudig, hoe wars van ijdele eerzucht was hij! Zijn eenige eerzucht was, de waarheid te dienen, zonder aanzien des persoons. Hoeveel opofferingen getroostte hij zich daarvoor, ja 't was hem als het ware een voorrecht daarvoor offers te mogen brengen.
In de aanraking met Buys Ballot voelde men zich beter, want het waren slechts edele drijfveeren, die hem bezielden; het hoogste trachtte hij te bereiken’.
De heer Van de Sande Bakhuyzen, rector van het gymnasium, waarvan Buys Ballot meer dan vijf en twintig jaren curator was geweest en tenslotte voorzitter van dat college, zeide o.a.: ‘het deed ons altijd goed, zijn minzaam en opgewekt gelaat in ons midden te
| |
| |
zien. Hem kon men zijn bezwaren gerust meedeelen, hem de belangen van het gymnasium vol vertrouwen opdragen, want hij deelde daarin en trachtte er in te voorzien’.
Hoe Buys Ballot stond tegenover zijn ondergeschikten op het Meteorologisch Instituut schetst zijn latere opvolger en medewerker ook op het Physisch Laboratorium, Dr M. Snellen, als volgt: ‘Wanneer de klok vier uur sloeg was gewoonlijk het gebouw reeds leeggestroomd, en als wij dan somtijds na een uur terugkwamen van onze wandeling of 's winters van onzen gezelschapskring, dan zagen we toevallig langs het gebouw gaande nog altijd licht op de hoofddirecteurskamer en werd ons de bekentenis van de lippen geperst: die oude man heeft toch een werkkracht en een werklust die ons jongeren allen diep beschaamt. Ik zou wel een portret van hem willen hebben, genomen op het oogenblik als ik, op een flauw uitgesproken “binnen” de deur van zijn kamer opende en hem met een eenigszins angstig vragend gezicht, waarop de drukke bezigheid te lezen stond, en met den vinger op een kolom cijfers, die juist zijn aandacht trok, - een oogenblik rust liet, om hem gelegenheid te geven tot een punt te naderen, waar hij zijn becijferingen voor een oogenblik kon staken. Eerst daarna werd een groet gewisseld en hoorde hij met belangstelling de dikwijls niet zeer belangrijke mededeeling aan omtrent een noodzakelijke reparatie aan een instrument of dergelijke onbeteekenende maar onvermijdelijke interruptie in gewichtiger werkzaamheid. Hoe menigeen zou zulk een onverwacht bezoek niet als een welkome aanleiding hebben aangegrepen om terstond zijn droge berekening te laten varen en haar te vervangen door een gezellig gesprek.
Maar zoo was Buys Ballot niet: nog tijdens zijn laatste ziekbed klaagde hij, dat het zoo hard was, midden uit zijn werkkring te worden weggerukt! Was hij dus streng tegenover zichzelf, jegens anderen koesterde hij een onbegrensde toegevendheid. Het is mij dikwijls voorgekomen, dat ik voor een paar dagen verlof kwam vragen en geen antwoord kreeg, maar terstond met een wedervraag werd bejegend. Dat verlof sprak immers vanzelf, daarop was geen antwoord noodig! In 't begin bracht hij mij wel eens in verlegenheid, want ik bleef in de onzekerheid omtrent mijn verzoek: later begreep ik, dat ik hem meer genoegen deed mijn verlof maar aan te kondigen inplaats van het te vragen.
| |
| |
Zoo'n vijand was hij van iemand ook maar het minste leed aan te doen, dat ik mij herinner hem in verstoorde stemming te hebben gezien, niet om een pas tot hem gericht onaangenaam verzoek, maar wegens de daaruit voortspruitende noodzakelijkheid om daarop met een weigering te moeten antwoorden.
In zekeren zin was de Hoofddirecteur gevreesd; men vreesde namelijk zijn misnoegen op te wekken, omdat men het niet over zich verkrijgen kon hem verdriet aan te doen’.
Dat deze grote welwillendheid ook haar schaduwzijden had, doordat zij leidde tot gebrek aan contrôle van het werk van sommige minder begaafden, hebben wij reeds op blz. 75 opgemerkt. De grote bescheidenheid in de omgang werd door professor Oudemans als rector magnificus nog gekenschetst door de volgende herinnering: ‘Toen een tiental jaren geleden (1882) te Amsterdam een afscheidsmaal werd aangeboden aan hen, die met de Varna vertrekken zouden (om het Nederlandse aandeel in het internationale pooljaar te vervullen), was er onder de aanzittenden éen gekomen uit een provinciestad, die kennis wilde maken met Buys Ballot, en die nu in een feestdronk lucht gaf aan zijn verwondering, dat hij gevonden had: een gewoon man!
Toen de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem in 1882 de Huygens-medaille zou toekennen aan hem, die zich de laatste twintig jaren het meest verdienstelijk in de meteorologie had gemaakt, zat Buys Ballot in de commissie van beoordeling.
Buys Ballot moest de commissie inlichten over de verdiensten van professor Neumayer en andere geleerden. Hij deed dat, maar vergat Utrecht. Men verzocht hem, zijn verslag aan te vullen met een mededeling van zijn eigen werkzaamheden, maar hij wees dat van de hand en wilde, dat Utrecht er buiten gesloten zou worden. Directeuren, van wier vrijgevigheid niet anders was te verwachten, kenden niet alleen en terecht aan professor Neumayer de medaille toe, maar tevens een van dezelfde waarde en gelijke strekking aan Buys Ballot.
| |
| |
Tot slot van deze karakterschets halen wij de woorden aan, die Dr Brondgeest bij de begrafenis sprak:
‘Dertig jaren was de overledene ouderling van de Waalsche gemeente, bij welke hij zich vrijwillig had aangesloten, wier belangen hij vrijwillig behartigde. Wat hij in die dertig jaren gedaan heeft, weten allen die van de gemeente leden zijn. Zij waardeeren zijn geestelijken invloed, zijn trouwe bijwoning der godsdienstoefeningen, zijn voorbeeldige zorg voor hare stoffelijke belangen en het nauwgezet beheer harer geldmiddelen. Maar zij erkent dankbaar vooral het voorrecht, in haar midden gehad te hebben een man als Buys Ballot, want ieder die hem zag als een waar Christen, trof het dat hij, die de natuur doorvorscht had vasthield aan de voortreffelijke leer van het christendom en het evangelie. Daaraan is hij trouw gebleven.
Buys Ballot had ruime godsdienstige opvattingen. Hij stond vast in de vrijheid, waarmede Christus ons heeft vrijgemaakt. Waar hij voor streed, het was de vrijheid van geweten, het was de individueele godsdienst. Iedere andere overtuiging eerbiedigde hij, want ook godsdienstige verdraagzaamheid behoorde tot de deugden, die hem sierden’.
Hiermede besluiten wij de karakterschets van Buys Ballot, zoals die vooral na zijn overlijden door zijn tijdgenoten en collega's werd gegeven. Op enkele punten willen wij nog nader terugkomen in verband ook met mededelingen van familieleden en zeer vertrouwde leerlingen en medewerkers.
In de eerste plaats geldt dit de spreekwoordelijke bescheidenheid, die zeker soms is misverstaan. Dit blijkt uit de woorden, die zijn veel jongere collega Folie sprak na zijn hulde aan de meteoroloog na diens overlijden in de Belgische Akademie: ‘C'etait un homme de complexion chétive et d'un caractère tellement timide, que Donders, qui m'avait fait l'honneur de me conduire chez lui, crût nécessaire de me prévenir de l'excessive modestie de son ami, de crainte sans doute que son embarras très apparent ne me donnât une apinion trop faible de son mérite’.
Het zijn vooral de woorden ‘complexion chétive’ (= zwak, ziekelijk uiterlijk) en ‘embarras très apparent’ (= zeer in't oog lopende ver- | |
| |
legenheid) waaraan Julius, die dit geval aanhaalt, aanstoot nam, en die hem de indruk gaven, dat Folie, in weerwil van Donders' waarschuwing geleid was tot een stemming van neerbuigende vriendelijkheid.
Als contrast haalt hij de uitspraak aan van de beeldhouwer Stracké, die Buys Ballot zag binnenkomen in een groot gezelschap, en na hem enige ogenblikken aandachtig te hebben gevolgd, op een toon, waarin verrukking lag opgesloten, uitriep: ‘Wat zou ik het heerlijk vinden van dien man een buste te mogen maken! Wat een heerlijke zachte lijnen in dat gezicht!’
Dat Buys Ballot wel wist, dat hij op het punt van bescheidenheid soms werd misverstaan, blijkt ook uit een droom, die hij eens aan zijn assistent W.H. Julius verhaalde:
Hij was bezig met waarnemingen over het warmtespectrum der zon, toen hij een buitenlands geleerde, die zich veel met dergelijke onderzoekingen had onledig gehouden, zag aankomen. Buys Ballot ging hem tegemoet en zeide: ‘Om drie redenen verheugt het mij u te zien; ten eerste vind ik het zo vriendelijk van u mij te bezoeken; ten tweede verschaf ik mij een gunstiger plaats voor mijn waarnemingen, door u tegemoet te treden, want ik heb mij daartoe in zuidelijke richting moeten bewegen; ten derde wil ik gaarne uw hulp hebben bij mijn waarnemingen. De vreemde bezoeker antwoordde niet veel, zette zich aan het toestel tot het verrichten van waarnemingen en gaf aan Buys Ballot te kennen, dat deze zich nu maar verder er niet mede moest bemoeien, waarop Buys Ballot uitriep: ‘Zo bedoel ik het niet, zo min ben ik toch niet!’
Ongetwijfeld had deze droom werkelijkheid kunnen zijn. Vooral de tweede reden, die Buys Ballot opgaf, was typisch voor hem; zoals Julius zegt, hield hij er van met een lachend gezicht beweringen uit te spreken, die van een theoretisch standpunt volkomen juist zijn, maar van een practisch standpunt paradoxaal of zelfs dwaas klinken. Zo had Julius hem eenmaal met een glans van genoegen op zijn gelaat horen zeggen: ‘Als ik met den voet op den grond stamp, ondervindt de planeet Venus den invloed ervan’.
| |
| |
Dat intussen deze spreekwoordelijke bescheidenheid meer omgangsvorm dan wezen was, blijkt ook uit een passage bij Van der Stok. Na de woorden over zijn afkeer van ruwe en pijnlijke uitingen volgt: ‘en alleen in zeer vertrouwelijken kring werden somtijds de neergeslagen oogleden plotseling opgeheven en dan werd een oordeel geveld, zoo scherp, zoo juist, zoo doodend en zonder beroep, ofschoon in fijn beschaafden, volmaakten vorm, dat men opschrikte als bij het hooren van een donderslag uit onbewolkten hemel’.
Het blijkt ook uit de reeds vroeger geciteerde uitspraak, waarin hij zichzelf geschiktheid voor theoretische bespiegelingen toekent, en zijn inzicht, dat de rede het eerste woord moet hebben en men desnoods de waarnemingen daaraan moet opofferen.
Volkomen echt was daarentegen de bescheidenheid, die hem er toe bracht, tegenover zijn huisgenoten te zwijgen over buitenlandse onderscheidingen, hem zo talrijk ten deel gevallen, zodat zij uit de gelukwensen door anderen moesten bemerken, dat hem een eerbetoon was ten deel gevallen. Zo deelde ook zijn dochter mede, dat de kinderen eerst bij een buitenlandse plechtigheid, die zij meemaakten (zij meende de opening der Seewarte te Hamburg), uit de wijze, waarop buitenlandse vakgenoten hem tegemoetkwamen, bemerkten, in hoe hoog aanzien hij bij hen stond.
Een andere karaktertrek was een buitengewone gemoedsrust onder bijzondere omstandigheden. Op het buitenverblijf ‘de Delle’ gebeurde het eens, dat de bliksem vlak bij insloeg. Iedereen vloog verschrikt op of was verdoofd door de slag, maar hij haalde kalm zijn horloge uit de zak, om precies de tijd van de slag aan te tekenen. Een andere keer wekte zijn vrouw hem 's nachts verschrikt, omdat er schoorsteenbrand was. ‘Gooi maar een zak zout in de kachel’, sprak hij, draaide zich om en sliep rustig door.
In andere opzichten kon hij typisch professoraal zijn. Men had hem geraden, voor een wondje aan de voet een heelmiddel toe te passen, maar er niet bij gezegd, dat het sterk verdund moest worden, met het gevolg dat hij zijn voet verbrandde. Alles in zijn
| |
| |
kasten moest precies op zijn plaats liggen. Was zijn stapeltje zakdoeken enigszins verlegd, dan kon hij niets vinden en was doodongelukkig.
Van hoogmoed was hij zeer afkerig, maar hij liet dat de betrokkenen niet blijken.
Wij vermeldden reeds met een enkel woord, dat Buys Ballot, streng rechtzinnig opgevoed, op latere leeftijd wel godsdienstig bleef, zoals uit het getuigenis van Dr Brondgeest sprak, maar in meer vrijzinnige geest. Wij vonden vermeld, dat hiertoe het godsdienstonderwijs op het gymnasium de eerste stoot had gegeven. Dat hij in dit opzicht niet alleen meeging met een opkomende stroming, maar ook strijder en voorganger was, blijkt ook uit het feit, dat hij eenmaal als voorzitter van de Protestantenbond de jaarvergadering opende met een toespraak, die de vrijheid in het godsdienstige en in de wetenschap roemde.
Dat ook in het gezin de godsdienst zijn plaats vond, bleek uit de mededeling van de tweede zoon bij zijn jeugdherinneringen. Na tafel werd een prentenbijbel met de kinderen behandeld. Vóór het ontbijt was er een godsdienstoefening, die ook door het personeel werd bijgewoond.
Vriendelijkheid voor zijn omgeving was ook een zeer sterke karaktertrek, waarvan door sommigen wel eens ten onrechte werd geprofiteerd. Als blijk van trouw verhaalde mevrouw Suermondt van een wekelijks bezoek aan twee oude tantetjes te Utrecht.
Ook op ander gebied heeft Buys Ballot meermalen blijk gegeven van grote belangstelling in vraagstukken van algemeen belang. Met Harting deed hij een poging tot verdediging van de belangen der stamverwanten in Transvaal; hij verhief zijn stem ter bevordering van bevrediging in Atjeh, en tegen Jodenvervolging in Rusland.
Talrijk waren de besturen, colleges enz., waaraan hij zijn krachten wijdde. Jaren lang was hij curator van het gymnasium en lid van de Commissie van toezicht op het Middelbaar Onderwijs, lid
| |
| |
van de redactie van de Archives Néerlandaises. Hij beheerde een tijd lang de financiën van een muziekvereniging. Enige malen had hij bemoeienis met tentoonstellingen op het gebied van instrumenten en nijverheid. Hij was commissaris van enige Utrechtse ondernemingen, lid van het bestuur van het Leesmuseum enz. enz. Daarnaast vond hij tijd voor talrijke populaire voordrachten, welke in handschrift nog bewaard zijn, al zijn de meeste niet in druk verschenen: voordrachten over het Meteorologisch Instituut, aanvankelijk dikwijls over sterrenkunde en tijdrekenkunde, over vallende sterren, de zon en de mnemotechniek. Vele werden gehouden in het gezelschap Natura Dux nobis et Auspex, een studentendispuut, dat ook thans nog lectoren, assistenten enz. verenigt; vele andere in het Natuurkundig gezelschap, later weer opnieuw opgericht. Wij geven de lijst van deze voordrachten aan het einde der lijst van publicaties.
Wij hebben op deze wijze de mens Buys Ballot van vele kanten beschouwd. Wij eindigen dit hoofdstuk met de geestige verzen Van Nicolaas Beets, gesproken aan de feestdis ter viering van zijn veertigjarig professoraat:
Die altijd weet, van waar het waait,
Maar met geen wind ter wereld draait,
Die, hoe het buldert of tempeest,
Altijd bewaart een effen geest,
Windkenner steeds, windmaker nooit,
Verdienste, in zedigheid getooid,
Wiens naam, geprezen en beroemd,
Zoover de wind waait, wordt genoemd,
| |
| |
Wiens weerwijs hoofd veel meer dan dit
Aan kostbre wetenschap bezit,
Wiens nobel hart niets menschlijks vreemd,
Diep deel aan al wat goed is neemt,
Wien ieder onzer eert, bemint,
Begroet en toedrinkt als een vrind
|
|