C.H.D. Buys Ballot. 1817-1890
(1953)–E. van Everdingen– Auteursrecht onbekend
[pagina 110]
| |
Werkzaamheid buiten de meteorologieDE eerste functie, die Buys Ballot aan de hogeschool bekleedde, was het lectoraat in de mineralogie en geologie. Het heeft slechts een jaar geduurd, eer hem een belangrijker functie werd opgedragen, en wij vinden in de lijst van publicaties ook slechts éen nummer, 8, dat op deze wetenschappen betrekking heeft. Dit behandelt de afhankelijkheid van de kristalvorm der mineralen van hun samenstellende atomen. Hoe belangrijk vakkundigen de inhoud dezer publicatie vonden, blijkt uit een uitlating van Retgers, die later op het gebied der isomorphie werkte, volgens het Gedenkboek van Kuenen voor het honderdvijftigjarig bestaan van het Bataafsch Genootschap: ‘de stelling van Buys Ballot, dat in het algemeen het stelsel, waarin een stof kristalliseert, des te minder symmetrisch is, naarmate de stof scheikundig meer samengesteld is, acht hij zóo belangrijk, dat men van een wet van Buys Ballot zon kunnen spreken’. Ook blijkens de ‘Schets eener Physiologie...’ was Buys Ballot's aandacht wel steeds gevestigd op het verband tussen de krachten tussen de moleculen en hun kristalvorm. Het doceren van deze wetenschappen heeft dus zeker bijgedragen tot toetsing van zijn denkbeelden over de atoomwereld, zoals hij die in 1843 had geformuleerd. In dit zelfde jaar had hij reeds tabellen uitgegeven ten gebruike bij het practicum in anorganische chemie. In 1846, het jaar, waarin hem het onderwijs in de ‘physische chemie’, een tot dusver | |
[pagina 111]
| |
onbekend vak, werd opgedragen, volgde daarop het Repertorium Corporum organicorum, een werk, dat een ontzaglijke arbeid vereist moet hebben en van groot nut was voor het onderwijs. De toespraak, waarmede hij zijn colleges in physische chemie opende: ‘Het nut eener veelzijdige beoefening van de wetenschap’ toont wel duidelijk de brede opvatting, die hij zelf in zijn studie gevolgd had, zeker zeer naar het hart van zijn leermeester Mulder, die daarin het eigenlijke karakter van hoger onderwijs zag blijkens zijn ‘Getuigenis’, later geschreven naar aanleiding van de eerste Hoger Onderwijswet. In zijn openingsrede spoorde hij de hoorders aan, niet alleen de veelbetreden paden te volgen, maar af en toe ook eens ter zijde te zien. Op het eerste college, dat hij in dat jaar gaf, behandelde hij de inhoud van de ‘Schets’, zoals wij reeds eerder vermeldden, zich daarbij toehoorders denkende, die de grote waarheden uit physica en chemie reeds kenden en ook wiskundige afleidingen konden volgen, wat helaas niet steeds het geval bleek te zijn. Eerst veel later hebben geleerden als Van 't Hoff in de ‘Schets’ de aankondiging herkend van vele ontdekkingen, die eerst toen gemeen goed waren geworden, zodat Cohen, die later in het Van 't Hoff-laboratorium te Utrecht de physische chemie doceerde, Buys Ballot de stichter van de physische chemie noemde. Omgekeerd is Buys Ballot een van de eersten geweest, die de grote betekenis van Van 't Hoff's ontdekking van het asymmetrisch koolstofatoom begrepen, in een open brief zijn bewondering voor die ontdekking uitte en hem aanspoorde, op de ingeslagen weg voort te gaan, terwijl vele anderen nog twijfelden, of hun ongeloof uitspraken. Tot goed begrip van deze ontdekking herinneren wij eraan, dat niet alleen zekere bijzonderheden in de kristalvorm, maar ook de draaiing van het polarisatievlak verklaard worden door de atoombouw, waarin aan éen koolstofatoom vier verschillende atoomgroepen zijn gebonden, in welk geval een bepaalde constellatie de eigenschap meebrengt van een draaiing van het polarisatievlak naar rechts, terwijl een constellatie, die in samenstelling gelijk, maar in de ruimte het spiegelbeeld is van de vorige, de eigenschap van linksdraaiing veroorzaakt; een | |
[pagina 112]
| |
bijzonderheid, die in de suikerindustrie van grote betekenis is geworden. Onder de publicaties op dit gebied noemen wij nog een over de aequivalentgetallen, en vooral een over dissociatie en het beweeglijk evenwicht der atomen, waarin de invloed van factoren als druk en temperatuur beslissend kunnen zijn voor de vraag, of een verbinding gevormd dan wel ontbonden zal worden. ‘Het doode begrip evenwicht heeft leven gekregen’, riep hij uit, zoals wij reeds eerder aanhaalden.
Evenals bij de mineralogie houdt de scheppende werking van Buys Ballot vrijwel op met zijn overgang tot een andere leeropdracht. Toen hij waardig gekeurd werd voor de functie van buitengewoon hoogleraar, was dat niet in de physische chemie, die volgens zijn eigen getuigenis steeds zijn liefde heeft behouden, maar in de wiskunde, waarin toen een vacature kwam. Twintig jaren lang heeft Buys Ballot wiskunde te doceren gehad, eerst tien jaar als buitengewoon, toen tien jaar als gewoon hoogleraar. Later beklaagde hij er zich over, dat die wiskunde-jaren hem zo gehinderd hadden bij zijn wens, op de hoogte te blijven van de vorderingen van chemie en natuurkunde. Toch heeft hij ongetwijfeld zijn onderwijstaak zeer ernstig opgevat. Uit het dagboek van 1835 weten wij, dat hij zeker niet afkerig was van wiskunde: dikwijls werd de dag begonnen met het oplossen van vraagstukken, en ook de colleges werden trouw gevolgd; ook zijn eerste publicaties, inzonderheid de ‘Schets’, tonen een duidelijke aanleg voor het gebruiken van wiskunde als instrument bij natuurwetenschappelijk onderzoek. Wij vermeldden reeds op blz. 41 de ernstige voorbereiding voor zijn colleges, waarvan de vele portefeuilles met uittreksels in het archief getuigen. Maar scheppend heeft hij op dit gebied nauwelijks gewerkt. De inaugurele rede: ‘Het karakter der rede, uitgedrukt in de wiskunde’ ademt nog de philosofische geest, die wij in de inleiding tot de ‘Schets’ aantroffen. Maar in de lijst van publicaties vinden wij slechts zes nummers, die op wiskunde betrekking hebben en deze zijn niet | |
[pagina 113]
| |
van baanbrekend belang. Merkwaardig is weer, dat ook hier de belangrijkste prestatie in het begin valt: een leerboek der meetkunde, eerst verschenen onder de naam: Beginselen en gronden der meetkunde, later in 1855 in tweede druk onder de titel: Beginselen der meetkunde. Handleiding bij hooger onderwijs, 2de druk, vermeerderd met de driehoeksmeting. Julius schreef hiervan: ‘Een merkwaardig boek..., dat voor eerstbeginnenden nu juist niet zeer gemakkelijk te lezen is’. Hiervan was hij ook zelf overtuigd, maar, zo heet het in de voorrede, ‘zolang de Hoogeschool nog niet hoog genoeg zal zijn opgevoerd om de beginselen der meetkunde bekend te veronderstellen, zoolang moet die wetenschap tenminste als wetenschap worden onderwezen, en mag zij toch niet daarin tot den rang van lagere school afdalen’. Het boek werd dan ook als een grote verbetering beschouwd.
Wat de natuurkunde betreft, die eerst in 1867 hem als leeropdracht werd gegeven, hebben wij ook de voornaamste publicaties reeds in het hoofdstuk over zijn studententijd, dat met de dissertatie eindigde, besproken. De ‘Schets eener Physiologie’ werd reeds voor de Fortschritte der Physik van 1849 in Duitse vertaling als ‘Grundzüge der Physiologie des unorganischen Naturreichs’ aangeboden, maar deze band draagt het jaartal 1853. Behalve een enkele uitwerking van gedachten uit de dissertatie vinden wij in de eerste tijd vooral publicaties over de geluidsvoortplanting in verband met het principe van Doppler, waarover ook de dissertatie reeds een stelling bevatte. Merkwaardig is, dat Buys Ballot, die over het algemeen weinig proefnemingen heeft gedaan, juist op dit gebied een proefneming deed, die algemene bekendheid heeft gekregen. Hij deed proefnemingen over de verandering van toonshoogte bij de nadering en verwijdering van de geluidsbron met een stoomfluit op de spoorweg Maarsen-Utrecht. Bij de grote vermeerdering van snelheid, waaraan spoorwegen en auto's ons gewend hebben, heeft wel iedereen opgemerkt, dat de wegrijdende geluidsbron een lager toon geeft dan de naderende. Wat het licht betreft, toonde Buys Ballot op scherpzinnige wijze aan, dat de ontdekker van het verschijnsel onjuiste conclusies had | |
[pagina 114]
| |
getrokken en dat uit hetgeen over de aard van het spectrum der gekleurde sterren en hun voorkomen bekend was, volgde, dat niet in kleurverandering het zwaartepunt der theorie moest worden gelegd. Terloops en zonder veel nadruk werd daarbij opgemerkt: ‘Es würde interessant sein Frauenhofer's Messungen auf solche Sterne auszudehnen, die wohl periodisch ihre Intensität aber nicht ihre Farbe ändern’. Eerst door Fizeau in 1848, dus drie jaar later, is de grondgedachte tot het meten der stersnelheden in de gezichtslijn met behulp van dit principe, dat de astronomie zoveel diensten heeft bewezen, uitdrukkelijk uitgesproken. Een andere, in de literatuur van recente werken over de warmteleer vermelde opmerking van Buys Ballot is merkwaardig, omdat bij al zijn genialiteit omtrent de inzichten in de natuur der moleculaire beweging, in een artikel in Pogg. Annalen twijfel werd uitgedrukt over de grote snelheden, die volgens de zgn. kinetische gastheorie aan de moleculen van een gas moeten worden toegeschreven, bij zuurstof bijv. omstreeks 400 m per seconde. Buys Ballot maakte de tegenwerping, dat rook in de lucht dikwijls lang bijeen blijft, en dat indien die bewegingen juist waren, men, wanneer men in een hoek van een laboratorium zwavelwaterstof ontwikkelt, de scherpe geur dadelijk tot in de verste hoeken moest doordringen. Al deze bezwaren zijn door de latere ontwikkeling der theorie, die voerde tot het inzicht in de zeer talrijke botsingen tussen de moleculen onderling en de dientengevolge zeer kleine weglengte, die zij tussen twee botsingen afleggen, voldoende weerlegd. In dezelfde verhandeling, waarin deze opmerkingen voorkomen, wordt ook een absoluut nulpunt, waarbij alle beweging ophoudt, ongerijmd genoemd. Nadat alle physici ongeveer een eeuw lang deze stelling als grondslag voor de thermodynamica aanvaard hebben, is het merkwaardig, dat in de laatste tijd weer twijfel aan die absolute rust is uitgesproken. Verder werd de opvatting verdedigd, dat ook de electriciteit een bewegingstoestand zou zijn. Deze opvatting, die reeds in de | |
[pagina 115]
| |
‘Physiologie’ voorkwam, wordt in verband gebracht met een stelling, die hij in de Akademie in 1857 verdedigde; ‘de atomen, zoowel de heterogene als de homogene, slingeren tegenover elkaar om een evenwichtsstand’. Men herkent hierin de opvattingen, die Buys Ballot reeds in de ‘Physiologie’ had uitgesproken en die hij niet gaarne wilde opgeven, al erkende hij in diezelfde verhandeling, dat hij het bewijs voor zijn hypothesen niet geleverd had. De woorden, waarin dit geschiedde, haalden wij reeds op blz. 35 bij het bespreken der ‘Physiologie’ aan.
Wij noemen hier verder de rectorale rede ‘De physicorum Principiis et Controversiis’ van 1864 (‘Over de beginselen en de strijdvragen der Physica’) en een voordracht over de betekenis van het water in de huishouding der natuur, waarin opvalt de critische beschouwing over de invloed van bossen op de regenval, waarover ook thans nog gestreden wordt, en de volkomen juiste opvattingen omtrent het water als energiebron voor de algemene circulatie; ook echter wel onjuistheden of overdrijvingen, wanneer hij zegt, dat het gehalte aan water van de wolken oneindig groter is dan door de psychrometer wordt verraden: inderdaad heeft een wolk, waarin de psychrometer 12 mm dampspanning aantoont, een totaal gehalte van ongeveer 16! Maar het geheel is boeiend, ook door de fraaie beeldspraak. Juist is de broeikaswerking van de waterdamp aangegeven, niet juist de toen wel algemeen aangenomen voorstelling van blaasjes als vorm, waarin het vloeibare water in wolken zou voorkomen. De beide onjuistheden waren het gevolg van het gebrek aan kennis van de uiterst kleine afmetingen van de wolkendruppeltjes, die eerst door latere onderzoekingen zijn aangetoond. Verder moeten als een zeer nuttige publicatie genoemd worden de ‘Physische Stellingen’, in 1881 in druk verschenen als een soort vademecum voor de student in de physica, waarin volgens Julius een schat van kennis in samengedrongen vorm werd gegeven. Onder I, Statica, komen voor de definitie van physica en chemie, de gronden van de kristallografie, maar ook beweging, snelheid, | |
[pagina 116]
| |
versnelling, arbeidsvermogen. Dan volgen de hoofdstukken II, Geluid; III, Warmte; IV, Magnetisme; V, Electriciteit; VI, Licht. In tegenstelling met de ‘Physiologie’, die ook vrijwel al deze onderwerpen behandelt, is hier het zwaartepunt gelegd op de feiten en op de wetten, welke men hier kan opmerken, en is de bespiegeling tot het uiterste beperkt. Het is vermoedelijk de ervaring geweest bij het onderwijs in natuurkunde, dat hij sinds 1867 gaf, die hem tot dese beperking heeft geleid. Een andere aanduiding hiervan is zijn openingsrede bij de inwijding van het nieuwe Physische Laboratorium in 1877: Het gewicht der waarnemingen voor de natuurkunde als grond onzer kennis en toetssteen der bespiegeling. Een derde is de mededeling, dat de bouwmeester in het nieuwe laboratorium in de collegezaal het woord ‘Eurèka’ (ik heb gevonden) had aangebracht, de uitroep van Archimedes, toen hij zijn stelling van de waterweegkunde ontdekte; Buys Ballot vond dit echter niet bescheiden genoeg en deed het vervangen door de woorden van Paulus, in ander verband gesproken: ‘ου λογιζομαι κατειληφεναι’ (= niet, dat ik het gegrepen heb, maar ik streef er naar). Hoe anders klinkt dit dan de hooghartige verzekering in 1847: ‘Je n' ai jamais sacrifié aux observations les décisions du raisonnement (de la théorie) parce que je puis chercher beaucoup de causes d'erreur dans les premières et que je ne suis pas porté à en chercher dans le raisonnement. Personne ne croit avoir mal raisonné avant qu'on le lui a démontré, donc moi non plus’. Waar Buys Ballot zelf geen experimentator was, is het niet vreemd, dat hij na zijn van zoveel zienersblik getuigende ‘Physiologie’ geen grote ontdekkingen op physisch gebied heeft gedaan. Maar zijn aansporing om waarneming en bespiegeling in nauw verband te beoefenen, heeft velen tot ernstig werk aangespoord, en zo zijn onder zijn leiding vele mannen gevormd, die de wetenschap tot eer strekten.
In zijn afscheidsrede als hoogleraar in de physica geeft Buys Ballot een fraai overzicht van zijn eigen werk en van de ont- | |
[pagina 117]
| |
wikkeling der natuurkunde in dit meer dan veertigjarig tijdvak.Ga naar voetnoot1 Hij herinnert aan zijn aansporing tot veelzijdigheid, maar voelt ook de noodzakelijkheid van beperking, die meer en meer nodig wordt. Hij vermeldt de vele vakken, die hijzelf in zijn studietijd bestudeerde en later gedeeltelijk doceerde, en dan zijn ‘Physiologie’, reeds vóor zijn promotie ontworpen en in 1849 uitgegeven, waarvan hij vooral het beweeglijk evenwicht der atomen vermeldt. Sprekende van zijn leerstoel in de wiskunde bekent hij, zijn krachten te hebben overschat, zodat hij geen zelfstandig onderzoek in die wetenschap kon uitvoeren. Nadat hij van Van Rees de physica had overgenomen, reikte zijn arbeidsveld van de hemelbollen tot de microbollen, en daartussen was de meteorologie, waar hij zich moest vergenoegen met het doen uitvoeren van de onderzoekingen naar zijn methode. Daarop volgen dan beschouwingen over het werk van andere physici. Crookes geeft aanleiding te spreken van zijn monaden, de mogelijkheid te noemen, dat zelfde atomen verschillend gewicht zouden hebben, waarbij Norman Lockyer wordt aangehaald. Na de vermelding van het aantal atomen per cm3 worden Clausius en Maxwell genoemd, de electrolyse en haar belang voor de techniek, de fotografie. Vervolgens noemt hij technische verbeteringen: de parallactische beweging van kijkers, de tijdmeting met electrische contacten. Bij het licht de interferentie en de spectraalanalyse, de draaiing van het polarisatievlak. Daarnaast de synthese in de organische chemie. Van de meteorologie vermeldt hij alleen, dat de methode der afwijkingen schone vruchten heeft gedragen! Dan volgen opmerkingen over de verbrandingswarmte, en het slot vormt nog een aanhaling van Boscovich, en een protest tegen een ‘ignorabimus’ (= wij sullen het nooit weten). Inderdaad, een hoogst belangrijk tijdperk voor de wetenschap, | |
[pagina 118]
| |
en de natuurkunde in het bijzonder, waarbij Buys Ballot met recht het gevoel kon hebben, een profetische blik door het nader onderzoek bevestigd gezien te hebben.
Dit afscheid viel een klein jaar na de herdenking van zijn veertigjarige ambtsvervulling, waarbij namens vrienden, oud-leerlingen en vereerders Van 't Hoff hem toesprak in een rede, waarvan wij bij de bespreking van de ‘Physiologie’ reeds een en ander hebben aangehaald. Tevens werd toen een fonds bijeengebracht, dat bij notariële acte van 10 Maart 1888 is omgezet in het Buys Ballotfonds, in beheer bij de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, en bedoeld als hulde aan zijn grote wetenschappelijke verdiensten. Uit de rente van dit fonds wordt elke tien jaar een gouden medaille met de beeltenis van Buys Ballot toegewezen aan de geleerde, die in een bepaald tijdvak het meest heeft bijgedragen tot de ontwikkeling der meteorologie, met dien verstande, dat de medaille nooit ten tweeden male aan dezelfde geleerde mag worden uitgereikt. De beoordeling is opgedragen aan een commissie, telkens te benoemen uit de afdeling Natuurkunde, die het recht heeft, zich andere deskundigen te assumeren. De medaille is toegekend in 1893 aan professor Dr J. Hann, in 1903 aan professor Dr R. Assmann en professor A. Berson, in 1913 aan professor Dr H. Hergesell, in 1923 aan Sir Napier Shaw, in 1933 aan Professor Dr V. Bjerknes. Wegens de oorlogstoestand is de uitreiking, die in 1943 had moeten geschieden, uitgesteld tot 1948; toen is de medaille toegekend aan Dr S. Pettersen.
Zoals Van der Stok zegt, zijn bijna alle meteorologen aangevangen met het zoeken naar periodieke veranderingen in meteorologische grootheden, synchroon (gelijktijdig) geacht met bekende of vermoede verschijnselen van kosmische aard. Zeker geldt dit ook voor Buys Ballot, die immers door zijn medewerking aan meteorologische waarnemingen, door de astronoom-physicus Van Rees op internationale aansporing verricht, tegelijk met astronomie en | |
[pagina 119]
| |
meteorologie in contact kwam. Door het vermoeden van perioden, die met de zon en de maan zouden samenhangen, werd Buys Ballot er toe gebracht, zeer lange reeksen van waarnemingen bijeen te zoeken, om hierin met des te meer zekerheid de vermoedelijk vrij kleine effecten, die hij zocht, te kunnen opsporen. Het resultaat was de publicatie van ‘Les Changements périodiques de Température dépendents de la Nature du Soleil et de la Lune, mis en rapport avec le pronostic du temps, déduits d'Observations Néerlandaises de 1729 à 1846 (1847). Als merkwaardigste resultaat komt hierin voor een periode van ruim 27 dagen, nauwkeurig 27,682 dag, die aan de omwenteling der zon werd toegeschreven, dus aan ongelijkmatigheden in haar uitstraling, die bijv. aan zonnevlekken zouden kunnen worden toegeschreven. Toen het later bleek, dat de duur der periode niet voldoende klopte met de uit andere verschijnselen afgeleide omwentelingstijd der zon om haar as, werd gedacht aan opslorping van het licht door een zwerm meteorieten binnen de loopbaan van Mercurius. Nog in 1885 en 1886 komt Buys Ballot op deze periode, waarvan de lengte eerst weer op 27,682, later op 27,675 dagen werd gesteld, terug. In een artikel in de Archives Néerlandaises, deel XX, 1886, wordt vermeld, dat het onderzoek zich thans uitstrekte over 155 jaar of 2046 omlopen. In volle bewustheid van de storende factoren, die een dergelijke periode met een vrij geringe amplitude (het ging om een verschil van een paar tiende graden Celsius tussen hoogste en laagste waarde) zouden kunnen verdoezelen of voortoveren, vermeerderde Buys Ballot het waarnemingsmateriaal door uitbreiding van de reeks van Zwanenburg met Utrecht, en paste contrôle toe door verdeling van het tijdvak in gedeelten enz., maar altijd bleef het resultaat z.i. positief en de lengte der periode vrijwel tussen enge grenzen bepaald. Ook de invloed van de maan werd onderzocht, wat de invloed op de temperatuur betreft en op de bewolking, maar in tegenstelling met de populaire mening hierover (la lune mange les nuages), was hier het resultaat negatief, wat in zekere zin de waarde van het resultaat bij de zon verhoogt. De periode van ruim 27 dagen heeft bij verder onderzoek geen | |
[pagina 120]
| |
bevestiging gevonden. Geheel verlaten is het denkbeeld echter nog niet. Nog onlangs werd in een Amerikaanse publicatie een dergelijke periode behandeld, en de terugkeer van zonnevlekken na omstreeks een zonsrotatie komt betrekkelijk zo veelvuldig voor, dat hierdoor ook in een lange temperatuurreeks wel een periodieke temperatuurswisseling kan ontstaan, die echter door een of andere verschuiving in de fase haar regelmatig karakter verliest. Het is echter voor de meteorologie zeer belangrijk geweest, dat Buys Ballot's aandacht op deze wijze op de meteorologische waarnemingen werd gevestigd. Zeker moest het voor hem als astronoom aantrekkelijk zijn, uit de zo schijnbaar onregelmatige temperatuurswisselingen op aarde conclusies te trekken over nog onvermoede verschijnselen in het heelal, en de geweldige arbeid, die hij hiervoor verrichtte, heeft hem inzicht gegeven in veel, wat voor de berekening van normale temperaturen en hun onzekerheid van groot belang was. De zuiver astronomische publicaties van Buys Ballot, die tweemaal in zijn loopbaan ook astronomie doceerde, zijn niet van buitengewone betekenis geweest, en hebben meestal betrekking op een of ander in het oog lopend verschijnsel, een komeet of meteoor. Van meer algemene strekking is zijn publicatie, 31 in de lijst, ‘Gronden eener wiskundige plaatsbepaling op den hemel en aardbol’ (1849). Voor de astronomie was het belangrijkste, dat Buys Ballot de Sterrenwacht naar Zonnenburg overbracht, die daar thans nog de alleenheerschappij voert. In 1853 werd naast deze het Meteorologisch Observatorium opgericht, ter vervanging van de eenvoudige waarnemingen op de Smeetoren door Van Rees, welke toren later is gesloopt. Zoals wij zoëven meldden, heeft Buys Ballot tweemaal de colleges in astronomie gegeven; zijn belangstelling in zijn ‘eerste liefde’ bleek later nog, toen hij in 1857 een kometenzoeker van Steinheil aan de Sterrenwacht ten geschenke gaf.
Zoals uit dit hoofdstuk blijkt, was Buys Ballot een buitengewoon | |
[pagina 121]
| |
veelzijdig geleerde, die reeds in het begin van zijn loopbaan denkbeelden uitsprak, die o.a. op het gebied van natuur- en scheikunde een volkomen hervorming hadden kunnen inleiden, indien zijn tijdgenoten en inzonderheid zijn leermeesters de draagwijdte daarvan beter begrepen hadden. De teleurstelling over deze miskenning heeft er toe gevoerd, dat hij met al zijn energie de meteorologie ter hand nam. Hoewel zijn belangstelling in natuur- en scheikunde onverflauwd bleef, heeft hij tot hun verdere ontwikkeling weinig bijgedragen. Van der Stok verklaart, dat van hem het tegendeel gezegd kan worden van wat Voigt opmerkte over Kirchhoff: ‘Seine Gabe war nicht das Anfangen, sondern das Vollenden’, Zijn besliste neiging was, nieuwe dingen aan te vatten, om door combinatie van waarnemingen te komen tot eenheid van begrip, meer dan om door experimenteren vragen te stellen of een eenmaal aangevat probleem tot de uiterste consequentie te volgen. Ongetwijfeld ligt daarom zijn grote betekenis in zijn werk op meteorologisch gebied. Zijn wet, in 1857 gepubliceerd, is nog steeds de grondslag voor elke weerkaart en heeft zijn naam meer dan iets anders over de gehele wereld beroemd gemaakt. Merkwaardig is echter, dat ook hier de boven genoemde eigenschap er toe leidde, dat hij, blijkens zijn eigen getuigenis, aan anderen, Ferrel, Mohn, Reye te veel de uitwerking overliet. Zonder twijfel zou deze wet, reeds vroeger door anderen vermoed, en door Ferrel het eerst wiskundig afgeleid, ook zonder Buys Ballot spoedig daarop toch gemeengoed geworden zijn. Onzes inziens ligt dan ook de grote betekenis van Buys Ballot als meteoroloog in zijn rusteloos streven, de meteorologie tot wetenschap te maken door de bestudering van gelijktijdige toestanden in een zo groot mogelijk deel der wereld. Door zijn methoden der afwijkingen heeft hij deze vergelijking vruchtbaar gemaakt in een tijd, waarop dit zonder die afwijkingen veel moeilijker geweest zou zijn. Maar bovendien: hier heeft hij wel degelijk zijn denkbeelden tot de uiterste consequentie doorgevoerd door de daad: het in éen jaarboekband afdrukken van die gelijktijdige waarnemingen ook uit het buitenland, later verenigd in de tweede | |
[pagina 122]
| |
delen met bijna uitsluitend buitenlandse waarnemingen, dikwijls verenigd tot langjarige reeksen, en aan allerlei bewerkingen onderworpen tot het verkrijgen van normaal waarden. Door deze daad heeft hij zijn inzichten tot gemeengoed gemaakt en aangespoord tot navolging. Door de uitvoerige correspondentie met buitenlandse vakgenoten, die deze publicatie nodig maakte, was hij de aangewezen man, om de geregelde internationale samenwerking tot stand te brengen, vooral ook op het gebied van eenheid van methode, eenheid van maten, waarbij hij zelf het goede voorbeeld gaf, eigen inzicht te willen prijsgeven, indien daardoor eenheid kon worden verkregen. In zijn ‘Suggestions for a uniform system’ was de bodem zo voorbereid, dat met de congressen van 1872 en 1873 de internationale samenwerking gegrondvest was, welke hij tot 1879 als president van het Internationale Comité leidde. Toen kon hij gerust de verdere leiding aan anderen overlaten, al heeft hij nog als lid van het Comité en sommige van zijn commissies een belangrijke rol gespeeld, vooral bij de voorbereiding van het internationale pooljaar 1882/83. De door zijn rusteloos streven verwezenlijkte Nederlandse deelneming, die de stoot gaf tot het doorgaan van het grote plan, wordt nog in herinnering gehouden door het kleine eilandje Buys Ballot, dicht bij Waigatz, waar de Nederlandse expeditie na haar avontuurlijke terugtocht het eerst voet aan wal zette. |
|