‘Ja, maar het hàngt er toch,’ stelde Nico zakelijk vast
Dat moest Margie toegeven. Uit spijt daarover mopperde ze: ‘Waren ze bij ons ook maar niet zo benauwd. Jullie baas, dàt is nog es wat...’
‘Als dat muisje maar geen staartje heeft,’ zei moeder bezorgd. Ze schonk thee in voor Margie en Nico en bleef met het blad in haar handen even staan.
‘Er gaan wel mensen voor minder de gevangenis in. Als domme en brutale mensen de macht in handen krijgen, kun je alles verwachten. Op dat punt zijn de NSB-ers en WA-mannen nog gevaarlijker dan de Duitsers, geloof ik. Houden jullie je maar een beetje rustig.’
Margie mompelde wat. Ze blies in haar thee, die geen thee was maar chocoladewater.
‘Heb jij je huiswerk al af?’ informeerde moeder.
‘Bijna, alleen natuurkunde nog, zo'n volslagen zinloze som van die kranen. Zeg moeder, Heidema, die altijd zo kletst, werd op een andere bank gezet vandaag en hij kwam naast Keizer, weet jewel, die landverrader...’
‘Nou, nou, nou,’ kwam moeder.
‘'t Is tòch zo, moeder!’ riep Nico. ‘Als iets toch zo ìs, dan mag je het toch zeggen! Zijn vader is de ergste NSB-er van de hele provincie, geloof ik, de verklikker. En die Gerard van hem, nou.’
‘Hij is nog te stom om zijn sommen van je over te schrijven,’ zei Margie grimmig. ‘Niet dat hij ze krijgt, overigens.’
Moeder schoot in de lach, maar Nico riep alweer:
‘Nou, wat deed Heidema? Ging hij naast die kerel zitten?’
‘Hij moest wel,’ zuchtte Margie. ‘Eerst wou hij niet. “Naast die vent ga ik niet zitten,” zei hij.’
‘Dat vind ik nogal wat,’ bromde Nico goedkeurend.
‘Ja, maar toen de Beer vroeg of hij wilde herhalen wat hij gezegd had, deed hij zijn mond dicht. En toen ging hij op het uiterste puntje zitten. Het hele uur heeft hij gemopperd, en Gerard uitgescholden. We konden het allemaal verstaan, ik snap niet dat de Beer er niets meer van zei. Hij zei ook nog dat