Gezangboek voor vrijmetselaaren
(1806)–Jan Steven van Esveldt Holtrop, Willem Holtrop– Auteursrechtvrij
[pagina 271]
| |
[pagina 272]
| |
De waereld zou zoo graag
Ons diep geheim ontdekken;
Dan staag weet onze trouw
Dit aan haar oog te onttrekken!
Het poogen is vergeefs!
Den grooten hoop zal de Ordezon nooit blinken:
Ja hij ontwaart welligt niet eens
Hoe Vrije Metslaars drinken.
Die waanen onze taal
En tekenen te weten,
Mag elk van ons, met recht,
Verwaten dwaazen heeten.
Men zou eer, met de hand,
De maan aan haaren hoogen loopbaan grijpen.
Zij blijven ons - zelv' onbekend;
Tenzij wij Steenen slijpen.
| |
[pagina 273]
| |
Hielden niet menig vorst
En grooten dezer aarde,
Den naam van Metselaar
Van een zeer hooge waarde:
Ja, zag men zelt niet vaak
Hoe, uit het veld, roemrugtige oorlogshelden
Verrukt naar 't staatig heiligdom
Der Metfelaaren snelden!
Dat de oudheid - zelf getuig',
Of wat men schoon moog' noemen,
En ooit een sterveling
Als waarlijk groot durft roemen,
Niet prijke in onzen rei!
Ja, dit, dit glanst alöm den Broedren tegen;
Laat ons het Schootsvel des ter eer',
De volle schaalen leêgen.
| |
[pagina 274]
| |
De handen in elkaêr!
Niets moet' den band ooit sloopen,
Waarmeê Vrij - Metslaarij
En hand en hart wil knoopen.
Elk zij hier overtuigd,
Dat, waar men ooit pokaalen hoore klinken,
Men nooit op eedler zaak, dan 't heil
Der Metslaarij kan drinken.
|
|