Gezangboek voor vrijmetselaaren(1806)–Jan Steven van Esveldt Holtrop, Willem Holtrop– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 269] [p. 269] Aan de schoone sexe. Air: Zo gij met schulden zijt bezwaard. Wanneer de Metslaar, Schoon Geslacht! Zijn' arbeid heeft ten eind gebragt, Legt hij den truffel neder: Maar hoort hij 't seinschot, u gewijd, ô Dan herneemt zijn hand, met vlijt, Denzelfden truffel weder. bis. Met kracht bidt u de jongling aan. De grijsäart ziet zich die ontstaan. Dit slaat zijn' moed ter neder: Maar hij herdenkt met welke magt Hij u, welëer, zijne offers bragt - En dit verheugt hem weder. bis. [pagina 270] [p. 270] ô Gij, die onze ziel gebiedt! Hoort hier des Metslaars wenschen niet - Dit slaat zijn vreugd ter neder: Dan 't uur genaakt dat hij, met moed, De blussching zien zal van zijn' gloed... Dat uur, die gloed zij teder! bis. Vorige Volgende