Gezangboek voor vrijmetselaaren

[p. 234]

Tafel-zang.

De waereld ligt in slaap gesust,

Zij rust van haaren taak,

Wij Metslaars kiezen ook de rust,

Na deugdzaam zielvermaak.

't Nieuwsgierig oog beloert ons niet,

't Is stilte van rondöm,

Geen sterfling, die 't geheim bespied'

Van dit ons heiligdom.

[p. 235]

 

Hier kennen wij noch dwang noch stand;

 

Hier stroomt ons, met den wijn,

 

De zaligheid in hart en hand,

 

Daar we allen Broeders zijn.

 

 

 

Bloei lang, gewijde Broederschap

 

Der eedle Metslaarij;

 

Verëer, met vrolijk handgeklap,

 

De aelöude maatschappij!

 

 

 

Leef lang gij, die u 't wéldoen wijd

 

En de armoê niet verstoot;

 

Maar, wijl ge een echt Vrij - Metslaar zijt,

 

Haar bijstaat in den nood.

 

 

 

Leev' lange elk edel menschenvriend,

 

Die niet tot ons behoort;

 

Maar dubbel deezen rang verdient,

 

Daar hem de deugd bekoort.

[p. 236]

 

En gij ook die onze Orde smaad;

 

Bedroogen door den schijn;

 

Vooröordeel wekt nooit onzen haat:

 

Leef, - om verlicht te zijn!

 

 

 

Koomt, Broeders! reikt elkaêr de hand;

 

Duldt dat ik mijne u biê!

 

Koomt, zeegnen wij deez' Broederband,

 

Door 't heilig driemaal drie.