Gezangboek voor vrijmetselaaren



[pagina 120]
Aan den meester eener loge, eene loge bezoekende. Air: Allons enfans de la patrie. Vrij - Metslaarij! ei! daal, daal neder.... Daal neder van uw wolkentroon! ô Zie deez Broederschap, hoe teder Zij uwe zorge en vlijt beloon'! Doe ons verrukt deez' heilstond vieren: Ja, hemeltelg! daal in deez' kring, Kroon zelf den eedlen sterveling, Dien wij omkranssen met laurieren: Daal neder, Schutsgodin! daal in deez' Broederkring! Dat dees, door u ontgloeid, hemzelv' ter eere zing: Dat elk, door u ontgloeid, zijn deugd en trouw bezing'.
[pagina 121]
Beschermgodin! bied onze hulde Den grooten Bouwheer van 't heeläl, Die steeds des braaven beê vervulde, En ook deez' wensch bekroonen zal. ô Dat de wierook onzer zuchten, Door u voor 's Hoogsten troon gebragt, Niet vruchtloos op zijn' zegen wagt'.... Uw blik doe ons die smart niet duchten. Daal neder, Schutsgodin! daal in deez' Broederkring! Dat dees, door u ontgloeid, hemzelv' ter eere zing: Dat elk, door u ontgloeid, zijn deugd en trouw bezing'. ô Schutsgodin! ik zie u stijgen! Gij voert mijn bede naar omhoog; En daar de serafs voor u zwijgen, Knielt gij op gindschen starrenboog. Het heerlijkst lot zij u beschoren, ô Achtbre! dat uw vreugd, uw heil Klimm' boven onzer wenschen peil! Algoedheid! wil deez' bede hooren; Vrij - Metslaarij wijdt u, in deezen Broederkring, Een hart, dat staêg uw trouw en uwe deugd bezing. Dat elk van ons die trouw en ook die deugd bezing!