twijfeling naar dat gelaat als naar een visioen. Zo rustig en onraakbaar, sereen en twijfelloos, glansde de vaste blik van het meisje hem tegen. Slechts één verzoek, één bevel kon hem die blik betekenen...
Heel nadrukkelijk, langzaam, schudde Letty ‘neen!’
‘Nee...!’ vertolkte Wim's stem schor, klankloos.
Op hetzelfde moment was er een andere stem bij de deur van het vertrek:
‘Hé! Stop 's even! Wat doen jullie?’
Wim's hoofd was met een ruk in de richting van de deur gedraaid. Als een vis op het droge hapte hij enkele malen naar adem. En zo schor als het ‘nee’ van daarjuist wrong zich nu een ander woord uit zijn droge mond:
‘Vader...!’
De geweerloop zakte omlaag.
‘O, de baas,’ zei degene, die het wapen hanteerde.
Pas na het ene woord uit Wim's mond bleek de juist binnengetreden landwachter zijnerzijds tot herkenning te zijn gekomen. Hij bleef enkele seconden stokstijf de jongeman staan aankijken. Een grote kerel was het. Deed alleen een schaduwspeling van het olielampschijnsel zijn gezicht zo lang lijken als dat van de jongen ter andere zijde?
Wim was opgesprongen van zijn stoel. Zijn op de rug geboeide armen spanden zich vergeefs om vrij te komen. Dan zakten zij weer slap. De jongen was aan een afschuwelijke verwarring ten prooi. Hij wachtte af, wat die man, zijn vader, zou doen...
De man had zijn ogen afgewend. De bedreiger van Letty gaf een uiteenzetting van de zaak. Hij en zijn collega's waren ietwat onzeker geworden in hun optreden, daar zij de strekking van de situatie niet precies begrepen.
De ‘baas’ leek te worstelen met een moeilijk probleem. Na wat gehakkel deed hij tenslotte verstaan, dat men grote last met de Duitsers zou krijgen, wanneer deze twee gevangenen als mogelijke bron van inlichtingen zouden worden uitgeschakeld. ‘We zullen ze morgen nog maar 's opnieuw aan de tand voelen,’ zei hij. ‘En zorgen jullie nou eerst voor de fourage; je weet wel, bij die koppige boer verderop.’
De drie onderhorigen plooiden zich traag naar de orders