van oorlog, van geweld. Dat betekent niet, dat je laf zou zijn wanneer het er op aankomt. Ik heb je waarachtig wel ánders leren kennen... Maar jij bent in je hart een man van vrede. Goddank, dat die er ook nog zijn, is 't niet zo! Jij bent een man voor de tijd, die. komen gaat...’
‘Wat praat je weer geleerd!’ bromde de jongen ter afleiding. ‘Maar ik...’
‘Maar jij... mag ik het zeggen?’
‘Jij mag alles zeggen.’
‘Goed dan. Jij bent...’
Letty scheen het toch moeilijk te vinden, haar mening zo onverhuld op het tapijt te brengen. Ze vluchtte in beeldspraak:
‘Kijk, Wim, jij bent zo lang, hè, zodat je wel 'ns een steuntje nodig hebt om niet krom te gaan lopen.’
Wim keek het meisje alleen maar even aan. Richtte clan zijn warm geworden blik weer op de stenen van het straatje. Hij begreep ten volle. Het was eigenlijk om van te duizelen en huizen hoog te springen. Letty bood aan, zijn levenssteun te zijn...
Waarom schoof hem juist nu weer dat eindeloos gerepeteerde toneeltje voor de geest: een meisje op de drempel van een vliegtuigruim, aarzelend voor de sprong. Een tot nog toe ongevormd gebleven gedachte nam thans gestalte aan: dat moment van Letty's aarzeling was het eigenlijke ogenblik van hun ontmoeting geweest, nog vóór de kennismaking in dé boomkruin.
De Letty met haar onverzettelijke moed vereerde hij als een wezen van hoger plan. De Letty met haar menselijk zwakke ogenblikken kon hij aanvaarden als steun voor eigen onvolkomenheid.
Nog een practisch bezwaar bleef hem remmen. Ofschoon hij op voorhand de oplossing er voor wist:
‘Maar ik ... ik ben toch immers niks, geen baan bedoel ik, geen diploma's...’
‘Diploma's zijn altijd nog te halen, jongen. Je was al een eind op weg met je studie. Je wilt toch doorzetten? Nu alles voorbij is. Nu alles weer komen gaat!’
Wim loosde een lange zucht. Nu alles weer komen ging.