geten zijn. Weet je, wat we zullen zeggen, wanneer het weer een maand of wat vrede is? ‘Bah, wat 'n saaie boel elke dag!’ Let maar op!’
Bram keek verwonderd naar zijn stadgenoot op.
‘Nou, maar...,’ sputterde Wim zwakjes.
Henk gooide het gesprek over een zakelijke boeg:
‘Zullen we nog iets van je te horen krijgen, Bram, in onze kring van vertrouwensmannen hier? Over het doel van je zending en zo?’
De Londenaar schudde energiek het rossige hoofd:
‘No sir, not at all! Letty en ik moeten eerst zo spoedig mogelijk in contact zien te komen met de lui in Amsterdam. Zouden jullie voor een reisgelegenheid kunnen zorgen?’
‘Zal 't direct gaan proberen,’ beloofde Henk. ‘Maar zo gemakkelijk is het niet. Je weet, treinen zijn verleden tijd, sedert September. En de tommies maken het verkeren langs de weg niet bepaald tot een ongevaarlijk genoegen. En de Duitse contrôle! Wij hier koesteren allemaal een hoogst officieel persoonsbewijs aan ons hart... al is er wel eens een klein pielsie in geknoeid omwille van de goede zaak...’
Bram haalde zwijgend een document uit zijn portefeuille en hield het de anderen triomfantelijk onder de neus.
Henk floot tussen zijn tanden:
‘Heuselijk persoonsbewijs?! Petje af voor die aartsvervalsers in Londen!’ waardeerde hij.
‘En dit!’ zei Bram.
Thans was het een erg officieel uitziende kaart, welke hij toonde, voorzien van blauwe opdruk, handtekeningen en Duitse adelaarstempels.
‘Ausweis!’ constateerde Henk. ‘Ja, die drukt m'n vader ook, in Amsterdam, maar niet op order van de Duitsers!! Toch zou ik bij een eventuele razzia maar niet te veel op dat papiertje vertrouwen.’
‘Nee nee, maar je kunt beter van alle gemakken voorzien zijn, nietwaar!’
‘En hoe kun je nu bij de lui in Amsterdam...,’ begon Wim.
‘....je identificeren?’ vulde Henk aan.
‘Daarvoor zijn papieren te gevaarlijk,’ legde de Londenaar uit. ‘Dat doen we door middel van een wachtwoord, waarvan ze in Amsterdam reeds bericht ontvangen hebben. Als