namiddag in het café zat in de Utrechtsche straat, hoek Achtergracht, zei daar, (ik weet dit nog precies) dat Gorter alles had overtroefd, toen Mei in De Nieuwe Gids verscheen.
De waarheid was, dat Gorter's geluid, het zoogenaamde nieuwe geluid, uit de klanken van Van Deyssel en Verwey voortkwam, maar, dat hij dat tot volleren bloei deed groeien. Een eigenlijke Nieuwe Gids-man was dus Gorter van den aanvang niet. Hij sloot zich aan bij Kloos en zijn werk smolt al gauw te zamen met dat van De Nieuwe Gids. Op die manier is het gegaan. Maar men moet zich niet voorstellen, dat op een zeker moment van 1880 een regiment in één lijn opmarcheerde naar de verovering van een nieuwe literatuur. Het ging alles geleidelijk. Er kwam iets bij van hier en van daar en door het buitenstaande publiek werden de Nieuwe-Gidsers als een nieuwe groep beschouwd, zonder precies te weten op welke manier de strooming was ontstaan.
Mei was inderdaad een bewonderenswaardig gedicht, opgekomen uit diep-innerlijke ontroeringen. Niet de plastiek, maar de tot klank verrezen emotie is de groote verdienste van dit werk. Ik meen dat dit hier de juiste karakteristiek is, want men moet niet verwarren. Scherp afgelijnde vormen, scherp afgesneden feiten moet men niet zoozeer in dit werk zoeken, maar Gorter's dichterlijke gave, die zeer groot was, verdronk die vormen in een zee van emotie. Wij verlangen niets anders, dan dat wij worden ontroerd, dan dat wij hooren muziek van woorden. Ik wensch hier niet te geven kritiek, dat zou ik zelfs verwaand vinden, maar wel wensch ik aan te wijzen een karakteristiek.
Naar mijne meening moet men den waren Gorter zoeken in zijne Gedichten. Niet in Mei, noch in Pan of eenige zijner latere verzen. Men moet den echten Gorter zoeken ook niet in zijn gedichten, zooals hij ze later heeft gewijzigd, maar in de onbesnoeide, zooals hij ze het eerst heeft gepubliceerd. Men moet hem daar zoeken om hem te leeren kennen. Ik zal niet zeggen, dat in de latere edities door het aanbrengen van meerdere soberheid, niet hier en daar verbeteringen zijn ontstaan. Doch de onstuimige Gorter in al zijn woestheid en losbandigheid van verbeelding, hij is naar ik meen het beste te vinden in zijn Gedichten.
Wat zijn persoon betreft, hij was een sympathieke. Veel weet ik niet van hem door eigen beleven. Onze wegen liepen niet te zamen, maar hij stuurde mij zijn vertaling van Spinoza, hij stuurde mij zijn gedichten en zelfs eene brochure, die in den tijd van den oorlog verscheen. Niettegenstaande