Later werd hij boos op De Nieuwe Gids, omdat daarin een hem afbrekend stuk van Frans Netscher was geplaatst. Jo van Sloten, zijn vrouw, schreef toen in het weekblad De Amsterdammer eenige hatelijkheden over ‘die verwijfde en erotische mannetjes’ van De Nieuwe Gids.
Het opstel van Netscher was meer geschreven om het bestaande op te ruimen en daarvoor eigen werk in de plaats te zetten dan uit innerlijken aandrang om de zoogenaamde slechte kunst af te breken. Ik had er spijt van toen ik zag, dat het stuk was geplaatst. Zeer zeker, Van Maurik kwam als zuiver artiest tekort, doch hij had iets echts, ook als schrijver en hij was onderhoudend.
In dien Amsterdamschen tijd was ik gedurende eenige maanden dramatisch kronikeur van het weekblad De Portefeuille van den toen zeer bekenden Taco de Beer, een baantje, dat, mij door v. Deyssel was bezorgd. Mijn voorganger Jacques Grein, verhuisde naar Londen, de post kwam vrij en De Beer nam mij direct aan, maar hij vreesde toch, zeide hij, dat hij nooit meer zulk een goede kronikeur zou terugkrijgen, als hij had gehad. Daarin had hij gelijk; Grein schreef zijn kronieken met groote zorg en had zich in het Amsterdamsche tooneelleven goed ingeleefd. In Londen is hij op het oogenblik een bekend man.
Daar Taco de medewerkers aan zijn blad tenslotte niet betaalde, stond De Portefeuille bij de schrijvers in een slechten roep en Van Deyssel, die de tooneelkronieken schreef in het weekblad De Amsterdammer, had er mij dan ook alleen ingehaald, opdat wij samen toegang tot de comedie zouden hebben. Nu zijn Taco en zijn Portefeuille reeds lang vergeten.
Vóór het vertrek van Grein naar Londen werd een afscheidsfuif belegd in Suisse, waarbij een der aanwezigen, wiens naam was Naret Koning, een door hem zelf gemaakt Fransch gedicht voorlas als afscheid aan den vertrekkende. Het was gesteld in zulk een Fransch, dat het voor een Franschman moeilijk verstaanbaar zou zijn geweest. Deze heer was een beursman en hij zeide mij in vertrouwen, dat hij met literatoren liever niets te maken wilde hebben, want dat het allemaal arme drommels waren. De afscheidsfuif, die geen bijzonder drinkgelag was (iedereen bestelde voor zijn eigen rekening een grocje of een limonade) werd door een vijfentwintigtal deelnemers bijgewoond, en verschillende toasten op Grein werden er gehouden. Van de aanwezigen herinner ik mij nog alleen Rössing, den toenmaligen dramatischen kronikeur