vriendenkring. Afstammeling van een oud geslacht kon hij zijn stamboom ver, in den loop der eeuwen terugvoeren; ik heb ooit den ouden schilder Hugo v.d. Goes daarbij hooren noemen. In ieder geval bekleedden zijn voorouders onder de Republiek de hoogste landsposten. Toen ik eens bij hem op de kamer zat en hij er over sprak welk pseudoniem hij zou kiezen voor een publicatie, haalde hij een perkamenten foliant voor den dag, waarin de genealogie van zijn familie was opgeteekend en samen keken wij de namen na, die daarin voorkwamen. Hij toonde mij den naam Hak van Oudheusden en omdat daarin een mooie klank zat, zei ik, dat hij die zou kiezen en zoo heeft deze socialist sommige van zijn stukken in De Nieuwe Gids onder dezen naam gepubliceerd. Hij is een grand seigneur, zonder er het air van te willen aannemen en slechts zij, die hem van nabij kennen, vinden in hem een soort voornaamheid, die slechts zelden voorkomt in onzen tijd.
Bij de oprichting van De Nieuwe Gids gaf hij een diner ten zijnen huize om de gebeurtenis te vieren. Behalve de vijf redacteuren (Kloos, Verwey, v.d. Goes, v. Eeden, Paap) waren aanwezig: Buitendijk, specialiteit in Indische zaken; Frowein, lid van De Dageraad, Charles v. Deventer, Aletrino, de uitgever van het tijdschrift Versluys, Blink (de latere professor), Van Deyssel en ik; wellicht vergeet ik bij deze opsomming nog den een of ander. De naam Buitendijk was een pseudoniem; de schrijver heette eigenlijk v.d. Broeke en heeft verschillende stukken in De Nieuwe Gids gepubliceerd. Hij verzweeg zijn naam, om niet in conflict met de regeering te komen, werd mij verteld. Hij was toen al een oud heertje met sneeuwwitte haren en een rose, baardeloos gezicht.
Aan het dessert droegen v. Deyssel en ik al dansend en gesticuleerend naar links en naar rechts het lied voor ‘Jansen hier, Jansen daar, Jansen overal’. Wij hadden het samen ingestudeerd. De heer Frowein hield een toast op La jeune France, ‘het zustertijdschrift van De Nieuwe Gids’, zooals hij zeide.
Frank v.d. Goes was de meest echte Amsterdammer, ingeleefd in het leven van zijn stad. Waar de anderen van onzen kring alleen belang stelden in literatuur en uitsluitend den omgang zochten met artiesten, nam hij deel aan het politieke en sociale leven van zijn tijd en had omgang met allerlei soort van menschen, hoog en laag. Toch was hij een mensch in zichzelf afgesloten, die zich alleen op bepaalde terreinen bewoog. Zoo konden muziek en schilderkunst hem niet trekken en ook zwerfzucht was hem niet eigen. Reizen naar het buitenland deed hij niet; het Hollandsch milieu schijnt hem